De Nieuwe Stem. Jaargang 12(1957)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 257] [p. 257] Bergman Het existentiële meisje mijn naam is lien maar ik schrijf jacqueline dat is een naam waarbij je aan iets denkt 'k heb soms zo'n medelij met al die lienen die niet beseffen wat het leven schenkt ik lijd zo aan de smaak van het publiek de meubels van mama maken mij ziek och ik voel mij zo sartre ik ben zo camus ik droom van montmartre bij mij thuis op het pluche ik wandel soms met jaap die kent de termen en ziet de mensen in hun impotentie wij moeten niet met lege woorden schermen het gaat zegt jaap om onze existentie ik lijd zo aan het zetten van de thee de dassen van papa maken mij wee och ik weet mij van sartre ik leef met camus ik ben van montmartre en ik walg van het pluche ik zeg mezelf zo vaak je moet in opstand komen je moet ze laten zien dat je er bent je kunt niet eeuwig braafjes zitten dromen spuw op de boel ga leven met een vent ik lijd zo aan de tweespalt in mijn bol de muren van dit huis maken mij dol och ik huil zo om sartre ik snik om camus mijn droom van montmartre schreeuw ik uit in het pluche [pagina 258] [p. 258] maar in de nacht onder het koele laken dan hoor ik kees die zegt je bent zo mooi heb maar geduld ik zal promotie maken dan gaan wij met vakantie naar het gooi ik lijd zo aan de wil van mijn papa ik sidder voor de ogen van mama och ik walg van die sartre 'k heb de pest aan camus kom ik eens in montmartre zit ik ook op het pluche [pagina 259] [p. 259] Reisbrief waarde vriend het is hier prachtig de koeien zijn ontroerend drachtig de spoorlijn loopt dwars door het dal een vrouw beheert de waterval elk huis of hok met beemd en gaard verkoopt men op een ansichtkaart de mensen lopen traag en stug en komen op geen stap terug men zegt God heeft ons klein gebouwd maar sneed ons uit behoorlijk hout dit alles sta ik aan te zien zo is het paradijs misschien en verder is hier alles prachtig het wordt me soms wel eens te machtig [pagina 260] [p. 260] Strafregels ik tracht niet ter zake te zijn ik klop aan de deur van het lied ik drink zonder proeven de wijn ik sta aan de bron van het niet ik hef de verwijtende fluit ik speel een verbijsterde wijs ik kijk door een matglazen ruit ik baar mij een dood paradijs Draadloos er is geen zon vandaag het land ligt weerloos in de wind de lucht is grijs en laag beperkt het spelen van mijn kind zijn vinger vult het raam met onbekommerde figuren dan veegt het alles saam en hult zich in een veilig turen ik hoor de stilte staan de angst knielt voor doofstomme wanden dan kijkt het kind mij aan en grijpt naar mijn onthutste handen [pagina 261] [p. 261] Overbrugging en steeds met de gedachten bij de tijd en met de naakte vingers op de knop en altijd mist het in de eeuwigheid en komt de rede in een vochtig slop en altijd blijft de zelfde sleutel zoek en trekt de dood een wissel op ons lijf en steeds slikt men de zelfde zoete koek en geven wij elkaar schaamrood de vijf maar als ik door het donker in de tuin mijn stappen hoor weerklinken op het grind vloek ik de angst de schimmels en het puin en vind mezelf herleven in mijn kind [pagina 262] [p. 262] In abstracto ik ga mezelf maar na ik loop achter de dingen ik volg het spoor en sta soms binnensmonds te zingen ik laat mijn aandacht gaan en mijn gedachten lopen ik breng mij in de waan en blijf tersluiks wanhopen ik schrijf zo af en toe wat onverhoedse zinnen ik ben het kloppen moe ik kom mezelf niet binnen maar in de avond staan mijn doodgewaande dromen onder een tamme maan te praten met de bomen [pagina 263] [p. 263] Kaartlezen ik wil in mexico wonen als een volwaardig péon mijn schuldeisers belonen met een mañana zon ik wil mij een pueblo vertalen in een eldorado bestaan mijn dromen uitvoerig verhalen voor de poorten van san juan ik wil met amigos verkeren onder de daken van libertad in san salvador resideren en sterven in soledad Manco de vogels hebben vandaag hun zingen ernstig genomen zij lachen een lied in hun kraag binnen vertrouwde bomen ik tracht hun losbandig verhaal vergeefs een zin te verlenen ik spreek een verouderde taal ik vloek want ik wil niet wenen Vorige Volgende