Kort bestek
Schone Schijn en Lelijke Werkelijkheid
Per 1 juli zal, als het betreffende wetsontwerp wordt aangenomen - en waarom zou het niet, in dit parlement? - de huur van alle vooroorlogse en van enkele categoriën van naoorlogse woningen met een kwart de hoogte in gaan.
Dat is bekend. Ook bekend is, dat de huiseigenaren slechts voor de helft over dat kwart de vrije beschikking krijgen; de andere helft komt in een fonds.
Maar niet bekend is wat er nu met dat fonds gaat gebeuren. Het heet weliswaar dat het dient om woningverbetering of nieuwbouw mee te financieren, maar wij vrezen dat dit slechts een van de vele goede bedoelingen zal blijken, waarmee de weg naar de hel, zoals men zegt, geplaveid is.
Wat immers zal het geval zijn? De éne, vrije helft zal niet voor woningbouw of -verbetering besteed worden. Dat meent de regering blijkbaar ook zelf, want anders zou de oprichting van het fonds niet eens nodig geweest zijn. En de andere helft, het fonds? Ook die zal, naar zich laat aanzien, niet voor het beoogde doel bestemd warden.
Het geld in het fonds namelijk brengt 3% rente op. Dat is weliswaar minder dan op de vrije markt, maar het is beter, zuiver economisch beschouwd, dan er woningen mee te verbeteren, die ook onverbeterd hun rente opbrengen en dat doen ze, nu zelfs meer dan voorheen, zolang de woningnood duurt. Blijft, wat wij voorzien, het geld, in elk geval voor het grootste deel de tien jaar die daarvoor staat in het fonds, dan krijgen de huisbazen het, vermeerderd met de 3% rente op rente, weer terug.
Met andere woorden: het heeft de schijn alsof op de huizenbezitters de mede-verantwoordelijkheid wordt gelegd om de woningnood te helpen lenigen, maar in feite worden ze tot niets gedwongen dan tot een tikje belasting in de vorm van een klein rente-verlies op de helft van een vijfde van de opbrengst van hun huizenbezit.
En hoe komt dat? Dat komt, omdat we leven in een curieuze overgangsmaatschappij die men - dit geval leert het opnieuw - objectief zó kan karakteriseren, dat het bezit er weliswaar niet meer onschendbaar is, maar nog wel ongeschonden.
Subjectief is dat korter te karakteriseren: schone schijn voor lelijke werkelijkheid.