Exlibris
H.H. von Veltheim-Ostrau, Onbekend India. N. Kluwer, Deventer, 1955.
Dit boek (407 blz.; gebonden f 17,50; band en typografie uitstekend) heeft ongetwijfeld vele aantrekkelijkheden voor hen, die belang stellen in het Hindoeïsme/Boedhisme, en bij het bevredigen van die belangstelling niet tegen een beetje moeite opzien. Verder ook zeker voor de reeds overtuigde aanhangers van de verschillende neo- en paraboeddhistische wereldbeschouwingen, die in ons land vooral in de randgebieden der vaag-onbevredigde ethici talrijker zijn dan men denkt, en voor wie een vertaling uit het stroeve en wijdlopige Duits van dit soort Auseinandersetzungen wel verantwoord lijkt.
Ik neem aan dat von Veltheims werk een schat van gegevens over India bevat op sociologisch, ethnologisch en zelfs economisch gebied, en inderdaad op alle gebieden waarvan ook maar op enige wijze contactpunten met het Boeddhisme, zijn uitvloeisels en uitwassen kunnen worden aangetoond. Ik ben er zelfs van overtuigd, dat men met enige handigheid in no time een compleet overzicht van dit alles zou hebben, en geen enkele vraag over India zou hoeven te schuwen, wanneer men na lezing en herlezing van het boek zijn eigen notities eruit systematisch zou rangschikken; aldus van een typisch Duits, specialistisch, gedegen-hybridisch boek zonder index een naslagwerk makende van de eerste orde, een klapper op heel India en het hele Boeddhisme.
De met bliksemsnel opslaan van het punt in kwestie verbonden tijdwinst, en de daarmee gepaard gaande toegankelijkheid van Indische begrippen, zou echter volledig worden opgeheven door de lezing, herlezing en systematisering van het in reisen wijsbegeertefragmenten uiteengevallen boek, dat toch wel weer een voorbeeld is van het blijkbaar aan de Duitsers opgelegde Schicksal van bèste boeken te moeten schrijven over interessante onderwerpen, die men eigenlijk toch liever door Angelsaksische auteurs behandeld zou willen zien, omdat die ook met het schicksalsschwere en mysterieuze Onbekende India veel aardiger zouden omspringen. En die door minder nadrukkelijk pedaalwerk de vermoedelijk óók doodgewone situatie waarin de Indische (waarom Indiasche?) bevolking verkeert tot normale proporties zouden terugbrengen. Ik voor mij geloof dat het ‘diep religieuze’, s.v.v. mysterieuze India net zo diep religieus en mysterieus is als het evenzeer diep religieuze Nederlandse platteland, en een Indische Wijze net zo wijs als een wijze uit Elburg, Staphorst, Nijkerk of N.-Beveland.
Waarschijnlijk kunnen de Indiërs en Europeanen elkaar gemakkelijker op zo'n ‘lager’ niveau ontmoeten en verstaan, dan op het hogere van Karma en Nirwana en art. 31. Want het doodgewone Boeddhisme verschilt nogal wat van het doodgewone Nederlandse Christendom - het dagelijkse leven van mensen onder elkaar althans lang niet zoveel.
Dit zijn bijna mijn enige grieven tegen het boek, dat me uit een goed hart en een oprechte overtuiging geschreven lijkt. Een paar kleine nog:
De eerste staat natuurlijk in verband met de Duitse plichtplegingen,