ook een correspondentie met het bestuur van de Amsterdamse Gem. Universiteit wordt vermeld, dat de docenten aan die instelling verzocht had zich van de ‘faculteit’ te distanciëren, en het daar achterafgedrukte Organisatorisch Statuut.
Wij moeten zeggen, dat wij ook zonder die waarschuwing ons weinig aangetrokken zouden voelen tot een instelling, die zo kennelijk op de menselijke zwakheid speculeert.
De menselijke zwakheid van een aantal onkerkelijken, die niet op eigen benen kunnen staan, maar zich te goed vinden voor de psychiater en daarom naar een of andere vage vorm van zielszorg uitzien. Zielszorg die, zoals het in heel deze gezwollen opzet past voor de gelegenheid herdoopt is in het monstrueuze ‘psychocurientie’.
De menselijke zwakheid van een aantal halfintellectuelen, die hetzij als slachtoffer van ons nog altijd niet werkelijk gedemocratiseerd onderwijs, hetzij eenvoudig door een te kort aan aanleg of energie niet de universitaire vorming - en de bijbehorende titel! - bereikt hebben, die zij zo vurig begeren.
De menselijke zwakheid van een aantal academisch gevormden, die de verleiding niet kunnen weerstaan, die blijkbaar nog altijd van een professoraat uitstraalt, al is het dan maar aan een ‘bijzondere’ faculteit.
Wij hebben respect voor iedere wetenschappelijke prestatie, onverschillig of die universitaire erkenning vindt of niet. Wij hebben respect voor iedere man of vrouw, die hoe ook geremd door slechte scholing of andere handicaps aan eigen geestelijke ontwikkeling werkt.
Maar wij hebben geen respect voor een instituut, dat enige cursussen over psychologie en zielszorg, over de kwaliteit waarvan we hier helemaal geen oordeel willen uitspreken, aankleedt met universitaire functies, titels, toga's, een stortvloed van vreemde woorden en het 'toezicht van enige curatoren, ‘vooraanstaande personen uit wetenschap of samenleving, die daarmee hun goede naam verbinden’, maar dat die namen zorgvuldig voor ons verzwijgt, zodat we louter op ons goed vertrouwen op het bestuur (de ‘Decaan’ van de faculteit en zijn vrouw, de ‘Questrix’) zijn aangewezen als waarborg voor de algemene ontwikkeling van de aangenomen ‘studenten’ en het ‘wetenschappelijk niveau’ van de hele onderneming.
Maar mag zo iets dan maar? zult u misschien vragen.
Ja, dat mag, omdat wij een hoger onderwijswet hebben, die er op berekend is, vrij baan te laten aan confessionele universiteiten. Zo vrij zijn die zelfs, dat ze bij benoeming van professoren zich geen zorgen