| |
| |
| |
Sam de Wolff
Israël
‘Wat een groep mensen in staat stelt een volk te vormen, is niet slechts de herinnering aan grote dingen, die zij samen hebben volbracht, maar ook het verlangen en de wil om iets nieuws te scheppen.’
RENAN
Israël neemt nog steeds een plaats in op de voorpagina's der dagbladen en wordt in uitgebreide artikelen besproken. En als het waar zou zijn, dat gelukkige volkeren geen geschiedenis hebben, dan zou voor de hand liggen, dat Israël het ongelukkigste volk zou zijn.
Dat de Joden van Israël de ongelukkigste groep zijn zou, is natuurlijk onjuist, maar het volk, waartoe deze groep behoort, was bijna twintig eeuwen lang ongetwijfeld het meest rampzalige. Niet alleen, omdat het geen eigen staat meer bezat, er waren meer van dezulke. Maar het Joodse volk was overal verspreid. Overal was het, meer of minder, een vreemd element. En in het gunstigste geval gold van hen het ‘Jiddische’ gezegde: ‘Nit in Goloes en nit in de Heem’, ‘niet in ballingschap en niet thuis’.
Het Joodse volk had geen eigen vaderland meer, geen eigen taal, geen enkele binding voor allen, dan alleen dat wat haar tot volk maakte: de lotsgemeenschap of zoals het in het Duits heet: ‘die Schicksalsgemeinschaft’. ‘Schicksal’ betekent immers zowel ‘lot’ als ‘noodlot’. Het meest kenmerkende van het Joodse ‘Schicksal’ was, dat de Joden overal verspreid waren. Hier sloeg de kwantiteit in een typische kwaliteit om. De Joodse groep werd overal de meest kwetsbare en alle calamiteiten, die het gastvolk onderging, werden op haar afgereageerd. Wat het Joodse volk in Europa in de jaren 1940-1950 ondervond - zes miljoen uitgeroeid - was niet een nieuw, tot dusver nooit voorgekomen feit, het was de herhaling op grote schaal der martelgang van twintig eeuwen.
Het Joodse volk - hoe zou het anders kunnen - heeft altijd het verlangen gekoesterd wederom een volk te worden, als alle andere volkeren, met eigen territorium, eigen taal en eigen staat. Altijd leefde in hem de Messiaanse droom en in de donkerste uren het sterkst. Daarom stierf het Tsion-verlangen nooit. Of zoals het in de Zionistische hymne luidt:
| |
| |
‘Daarom kan de hoop niet sterven,
Eeuwen in ons hart geplant,
Om de vrijheid te verwerven,
In het oude Joodse land.’
Maar pas in de negentiende eeuw maakte de ontwikkeling der moderne maatschappij het mogelijk, dat het Joodse volk tevens een strijdend volk werd.
Nog rondom 1815 kon Byron, die in de vrijheidsstrijd van het Griekse volk stierf, niets anders zien dan het lijden der Joden en hij dichtte (‘Hebrew Melodies’) de treurzang: ‘O, weep for those, that wept by Babel's stream’. Waarvan de laatste strofe aldus luidt:
‘Tribes of the wandering foot and weary breast,
How shall ye flee away and be at rest!
The wild dove has her nest, the fox his cave,
Mankind their country - Israel but the grave!’
Als Heinrich Heine, de grote bewonderaar van Byron, in het midden der negentiende eeuw zijn ‘Hebräische Melodien’ laat weerklinken, dicht hij, zijn lot volkomen met dat van het Joodse volk indentificerend:
‘Bei den Wassern Babels saszen
wir und weinten, unsre Harfen
lehnten an den Trauerweiden -
Kennst du noch das alte Lied?
Kennst du noch de alte Weise,
die am Anfang so elegisch,
Greint und sumset, wie ein Kessel,
Welcher auf dem Herde kocht?
Lange schon, jahrtausendlange,
Kocht's in mir. Ein dunkles Wehe!
..........................
Heilen kann mich nur der Tod,
Aber, ach, ich bin unsterblich!’
Maar nog geen elf jaar na het verschijnen van Heine's ‘Romanzero’, waarin die ‘Hebräische Melodien’ waren opgenomen, verscheen van
| |
| |
de hand van hem, die voorzeker Marx' en Engels' eerste leermeester geweest was om de weg naar het moderne socialisme te vinden, n.l. van Mozes Hess, het boek ‘Rom und Jerusalem’. Daarin voorspelde hij - voor de huidige lezer een merkwaardige samenhang - dat de doorgraving van het kanaal van Suez het nabije Oosten zou doen ontwaken, Joodse arbeiderskolonies aan de Jordaan laten verrijzen en een Joodse staat met herleving van het oude Hebreeuws doen ontstaan. Hij voorspelde dat uit Oost-Europa de massa's komen zouden, die voor de Joodse staat en voor de Joodse Renaissance zouden strijden. ‘Doch de besten onder de Joden uit het Westen zullen hun volk, dat zij niet meer kennen, wederom aandacht schenken, en het in zijn wereldhistorische taak ondersteunen, wanneer het de moed zal hebben zijn vaderland, dat het tot nu toe slechts van God durfde te vragen, van de mensen te eisen.’
En reeds twintig jaar na het verschijnen van het boek van Mozes Hess trekken de eerste Russische pioniers naar het oude land om dit op te bouwen en door productieve arbeid in de landbouw zichzelf om te bouwen.
Het oude land lag sinds eeuwen braak en wachtte op zijn volk, zoals het volk op zijn land wachtte.
Eeuwenlang was het land verwaarloosd. Het was ermee gesteld zoals de Bijbel van de aarde vóór de schepping verhaalt ‘woest en ledig’. In de loop der jaren leggen de Joodse arbeiders de moerassen, die het land door malaria-kiemen onbewoonbaar maken, droog. En citrusplantages verrijzen. Echter nog kostbaarder is hetgeen de Joodse pionier voor zichzelf verovert, hij wordt een geheel ander wezen. Zoals in de Griekse mythologie van de zoon van Moeder Aarde verteld wordt, dat hij van al zijn wonden geneest, als hij met zijn moeder in verbinding is, zo wordt de Joodse jonge bebouwer van de grond, door de terugkeer tot de landbouw van de vlekken van het Ghetto gereinigd. De ‘Chaloetsim’, de ‘voortrekkers’ leggen de grondslag in hun gemeenschapskolonies voor nieuwe maatschappelijke verhoudingen. Wonderlijke speling van het lot! De Grieken, het volk der schoonheid en der wetenschap, brachten een Plato voort, die schitterend over nieuwe sociale verhoudingen speculeerde en filosofeerde. Het Joodse volk had reeds in de oudheid - de rollen der Dode Zee geven ons nieuwe bewijzen - een groep, de Esseeërs, die gemeenschapskolonies oprichtte, landbouwkolonies, waarin het privaatbezit was opgeheven.
Het eerste wat de Chaloetsim in het begin van deze eeuw volbrengen, is, maar dan op moderne basis, weer bij de Esseeërs aan te sluiten.
| |
| |
Zij brachten het oude Joodse woord in toepassing: ‘Niet de verklaring der Leer is de hoofdzaak, maar de daad’, hetgeen de jonge Marx eens aldus uitdrukte: ‘De filosofen hebben de wereld slechts verschillend geïnterpreteerd, het komt erop aan haar te veranderen’.
Dit deden de Chaloetsim, waardoor de Joodse sector in Palestina, welke niet stormachtig, maar toch voortdurend groeide, van progressieve ideeën vervuld werd. En hoe meer de Joodse sector zich ontwikkelde, hoe meer ook de Arabische sector zich ontplooien kon.
Verre van de Arabische groei te beletten, was de toename der Joodse immigratie een voorwaarde voor de bloei van de Arabische bevolking in Palestina.
Als men nu vraagt dit te bewijzen, dan zie men naar de toestand reeds voor 1940 van de Arabier in Palestina en van die in de Arabische landen van het nabije Oosten, naar hun beider economische toestand, hun hygiënische- en cultuurverhoudingen. Als men dit heeft gedaan, dan zal men zeker vragen, hoe het mogelijk is, dat de haat tegen de Joden zo sterk kon worden opgewekt.
Ten eerste spreekt het vanzelf - dit dienen wij nu toch wel te weten -, dat een klasse door de haar beheersende groep jarenlang tot daden kan worden gebracht in strijd met haar eigen belangen. Mits maar behendig op de meest primitieve instincten een beroep kan worden gedaan. En in de Arabische landen van het nabije Oosten kan men zo gemakkelijk de Jood laten doorgaan als West-Europeër en als speciaal werktuig van het West-Europese ‘imperialisme’. Was het bovendien niet Engeland geweest, dat de Balfourdeclaratie had afgekondigd?
Heine vertelt ergens hoe men eens bij een primitief negervolk een progrom tegen de blanken heeft ontketend en wel met de leuze - in het geestige Heine-verhaal bestond de negerstam uit gedoopten - ‘De blanken hebben Christus gedood, dood aan de blanken!’
Op analoge wijze ontstonden in 1920, 1929 en 1937 programs tegen de Palestijnse Joden, waarvan het grootste deel zo sterk tegen ieder imperialisme gekeerd was als geen groep ter wereld.
De Joden uit Palestina een werktuig in handen van het Britse imperialisme! Er is geen trouweloosheid, hoe perfide ook, welke de Engelse regering, conservatief of labour - denkt aan Bevin! - niet tegen het Joodse Palestina heeft begaan. De Balfourdeclaratie verlangde Palestina te maken tot een Joods land. En de eerste daad van Engeland was een deel, het latere ‘Jordanië’ er vanaf te nemen en te maken tot een poppen-koninkrijk, dat een pion in Engelands handen
| |
| |
zou zijn, met Engelse officieren en Engelse subsidies voor alles en nog wat!
Hoe meer door de Joodse arbeid Palestina tot ontwikkeling kwam, hoe meer het dus een object van haat werd voor de heersers der praefeodale landen, en hoe meer men diende te voorkomen, dat de fellah van het Joodse voorbeeld zou kunnen leren.
Engeland kende, vooral als imperialistische macht, de leuze ‘divide et impera’, liet niet na in feite de hetze der Arabische machthebbers tegen de Joden te steunen en zelfs telkens nog in sterkere mate de immigratie der Joden te beperken. Als de tweede wereldoorlog nabij komt, ontziet Engeland in elk opzicht de Arabische heersers, om hen maar niet in de armen van Hitler te doen terechtkomen.
Wie wil weten, wat de rol was, welke de Arabische landen ten opzichte van de As-mogendheden hebben gespeeld en daartegenover wil weten, wat de Joden van het toenmalige Palestina in de oorlog tegen Hitler en Mussolini hebben gepresteerd, hij leze het boek van Pierre van Paassen: ‘The forgotten ally’, ‘De vergeten bondgenoot’.
Het Joodse Palestina is ‘de vergeten bondgenoot’, na de oorlog door Engeland volkomen vergeten. De taak, door de Joden daar volbracht, is, om een woord van Van Paassen te gebruiken ‘het best geheim gehouden feit uit de oorlog’.
En toch waren de Joden een betekenisvolle factor in de strijd van Montgomery tegen Rommel. Bijzonderheden hierover leze men na in Van Paassen's boek. ‘Wat Joods Palestina kon volbrengen’, aldus Van Paassen, ‘was het resultaat en de culminatie van 25 jaar geduldig, planmatig werk; van bouwen, van opofferingen, gebracht door de Histadroet, de Federatie van de Palestijnse Joodse arbeiders en coöperaties. En wel in de eerste plaats van de Histadroet, welke leidt, controleert en coördineert voor tachtig procent op sociaal, industrieel en agrarisch gebied. En ook cultureel leidde zij de prestaties in het Joodse vaderland. Zij verdient de eer het wonder te hebben volbracht een achterlijke en braakliggende vlakte te hebben veranderd in een gebied met een bloeiende en modern-industriële en agrarische gemeenschap. Zij heeft het huis voor Israël gebouwd. Maar zij heeft ook Groot-Brittannië en de Verenigde Naties vruchten van een democratie gebracht, welke als de sterkste basis der verdediging in het Midden-Oosten in de worsteling tegen de Nazi-plannen van wereldbeheersing heeft gediend.’
En nu, wat deden de Arabische landen in het Nabije Oosten? Egypte weigerde iets te doen, zelfs als het land door Italië en Duitsland zou
| |
| |
worden bedreigd. Evenzo was het gesteld met alle andere Arabische staten daar. Engeland wist dat. Het had bijna evenveel troepen nodig om die ‘bondgenoten’ onder de duim te houden als het tegenover Rommel op de been kon brengen.
Maar Engeland beloonde, toen het gevaar voorbij was, de vrienden, of zo zacht mogelijk gezegd, de vroegere vrienden ‘in spe’ van Hitler... en vond, dat het met de Joodse immigratie uit moest zijn.
De Joden kwamen toch ‘illegaal’ en trotseerden alles. In 1943 had reeds Ben Goerion aldus Engelands aanstaande politiek getekend: de omvorming van Palestina in een Arabisch-Britse staat met een Joods Ghetto.
Doch zij, die zoveel hadden bijgedragen tot Rommels nederlaag en die zich voelden als de avant-garde van het Joodse volk, spraken, ondanks Engeland en zijn steeds overvragende Arabische vrienden, een woordje mee, zodat de Palestijnse zaak aan de Verenigde Naties moest worden voorgelegd. En in 1947 aanvaardde deze een delingsplan, waarbij een gedeelte van Palestina de Joden zou worden toebedeeld en het andere aan de Arabieren.
De Joden aanvaardden, de Arabieren verwierpen het. In Mei 1948 is het Engelse Mandaat afgelopen, maar vóór de Engelsen Palestina verlaten, worden de Arabieren op elk gebied bij het scheiden van de markt door hen bevoordeeld.
Israël constitueert zich als staat. In Haifa, in het nieuwe Jeruzalem, in Tel Aviv viert men feest; men danst in de straten en in de Joodse landbouwkoloniën is de vreugde onbeschrijflijk. Eindelijk dan is de eeuwenlang gekoesterde hoop verwezenlijkt. Ahasverus heeft zijn doel bereikt.
De volgende morgen vallen de Arabische staten over Israël heen om de pasgeborene te vermoorden. Een wonder geschiedt! Het bijna niet bewapende Israël zegeviert over al zijn vijanden en kan zijn, zo karig toegemeten gebied, iets vergroten. Maar het gaat geen vredige jaren tegemoet. Weinig ogenblikken van rust worden de jonge staat gegund. En toch, het verdubbelt zijn bevolking, breidt zijn industrie en landbouw uit. Het bouwt zich, helaas dat dit nodig was, een leger, waarop het bouwen kan. Reeds 8 jaar na de proclamering van de geboorte van de staat komt de tweede botsing, nu met de aanvoerder der Arabische staten.
In 1948 waren de verenigde Arabische machten in het Nabije Oosten verslagen, maar zij dachten er niet aan met Israël vrede te sluiten.
| |
| |
Zij hadden de Arabieren tijdens de oorlog aangespoord - en niet enkel met zachte dwang! - het gedeelte, dat aan Israël was toegewezen, te verlaten, hun belovende, dat zij na enkele weken konden terugkeren. Dan was Israël gelikwideerd en zou ook de vluchtelingen een rijke buit wachten.
Toen niet Israël, maar de Arabische staten waren verslagen, werd deze vluchtelingen niet toegestaan, zich in de dun bevolkte broederstaten te vestigen, neen, zij moesten ‘vluchtelingen’ blijven, het beste agitatie-materiaal voor de revanche-oorlog vormend.
De huidige regeringen kunnen geen vrede met Israël sluiten, omdat het bestaan van Israël voor hen de nooit aflatende verkondiging van hun ondergang is. Als de onderdrukte en uitgebuite massa's dier landen - en niet in de allereerste plaats uitgezogen door welk ‘imperialisme’ dan ook, maar door hun eigen heersers - beseffen gaan, door Israëls voorbeeld, dat andere sociale verhoudingen mogelijk zijn, dan is het met de Effendis, of hoe zij ook heten mogen, gedaan. Dit onheil moet dus met alle middelen worden voorkomen. En niet alleen de anti-Zionistische propaganda is een middel daartoe, neen, ook de algemene Jodenhaat, het anti-semitisme.
Een klassiek voorbeeld hiervan is een radio-rede, door de Egyptische commentator het vorige jaar in een uitzending van het radiostation ‘Saut el Arab’ gehouden en waarin Islamitische en Christelijke Arabieren tegelijk aldus worden opgezet:
‘De Israëliërs haten de Arabieren omdat uit de laatsten twee profeten zijn opgestaan, die hebben afgerekend met Israëls droom aangaande de vestiging van zijn misdadig bewind, de onderwerping van de gehele wereld en het verspreiden van terreur en corruptie teneinde die wereldoverheersing, zo essentieel voor zijn belangen, te handhaven. De Bijbel van Israël predikt barbaarsheid zonder menselijkheid en dit is tot uiting gekomen in de kruisiging van Christus en het martelen van zijn discipelen...’
‘Op dezelfde wijze kunnen de Arabieren Israël vernietigen. Wij zullen niet langer geduld oefenen. Wij moeten willekeur tegen Israël te baat nemen en de moraal opzij schuiven, wanneer we te maken hebben met hen, die de moraal niet aanvaarden. Wij zijn lang genoeg dwazen geweest. Wij moeten tegenover de Israëliërs optreden met een barbaarsheid, die alles wat zij vertoond hebben, overtreft. Wij hebben lang genoeg zelfmoord gepleegd door ons te houden aan humanistische beginselen, terwijl grote hoeveelheden Palestijnen dagelijks gemarteld worden door de barbaarsheid van een volk, dat geen menselijkheid
| |
| |
kent. Het moet afgelopen zijn met onze dwaasheid en vergevenszin. Slechts willekeur, haat en barbaarsheid kunnen dienen om Israël in Palestina en op elke andere plaats uit te roeien, aangezien dit de enige middelen zijn, waaraan Israël zijn bestaan dankt.’
Om de lezer volkomen wegwijs te maken, delen wij mee, dat die grote hoeveelheden Palestijnen, die dagelijks gemarteld worden, die Arabieren zijn, die niet zijn gevlucht, alle rechten in Israël bezitten, volkomen gelijkwaardige burgers zijn en zelfs hun vertegenwoordigers in het Israëlische parlement bezitten.
Dan worden er uit de vluchtelingen de zogenaamde ‘zelfmoordcommando's’ gevormd, de ‘Fedejien’. Het hierboven genoemde radiostation ‘Saut el Arab’ (de stem der Arabieren) verheerlijkte deze moordenaarsbenden, wier heldendaden hun hoogtepunt vonden in het uitmoorden van Joodse kinderen op een school tijdens de lessen, aldus:
‘Egypte blijft prat gaan op de daden der Fedejien. Wij waarschuwen alle Zionisten tegen het verrichten van hun terreurdaden, wij zeggen tot hen, dat onze tegenaanvallen op Israël hun hoogtepunt nog niet hebben bereikt. De daden der dappere Fedejien waren slechts een symptoom van de kracht waarmee Israël in de toekomst van de kaart wordt geveegd, wanneer het verstokt op zijn weg blijft voortgaan en zijn zondige, terroristische daden blijft verrichten.’
Uit de strook van Gaza komen deze benden. En van alle Arabische staten, grenzend aan Israël, komen bijna dagelijks gewone militaire overvallen. Alsof dit nog niet voldoende ware, wordt Israël in strijd met de uitspraken van de U.N.O. de doorgang door het Kanaal van Suez en de Golf van Akaba geweigerd.
Hoe werd dit van Arabische zijde ‘verdedigd’? In de zitting van de Veiligheidsraad van 15 oktober van het vorige jaar, aldus: ‘Een van de fundamentele principes van het internationale recht geeft een staat, die oorlog voert - en de staat van oorlog bestaat, niemand kan het ontkennen, tussen Israël en Egypte - het recht schepen te inspecteren, bestemd voor oorlogscontrabande en schepen toebehorend aan de staat, waarmee men in oorlog is, in beslag te nemen.’ Deze woorden werden uitgesproken door de vertegenwoordiger van het meest gematigde Arabische land, Libanon.
Degenen, die Israël als ‘agressor’ wegens zijn inval in het schiereiland Sinai willen veroordelen, worden deze woorden in herinnering
| |
| |
gebracht, evenals de woorden van de Egyptische afgevaardigde in de Veiligheidsraad op 12 juni 1951: ‘Wij maken gebruik van ons oorlogsrecht. Wij zijn juridisch in oorlog met Israël. Deze wapenstilstand maakt geen einde aan de oorlogstoestand. Zij zal Egypte niet beletten van zekere oorlogsrechten gebruik te maken.’
Tot die oorlogsrechten behoorde dan ook het vormen der moordcommando's en op 30 augustus 1955 zendt de Radio van Cairo derhalve uit: ‘Egyptische strijdkrachten zijn in het grondgebied van het bezette Palestina doorgedrongen en vervolgden de aanvallers.’ En ter verheerlijking van deze ‘Egyptische strijdkrachten’ wordt de volgende dag een officieel communiqué uitgevaardigd, waaruit hier wordt geciteerd:
‘Egypte heeft besloten haar helden uit te zenden, afstammelingen der Pharao's en de zonen van de Islam. Zij zullen het Palestijnse land zuiveren. Aldus hebben wij besloten en aldus is ons geloof.’ ‘Er zal geen vrede aan Israëls grenzen zijn, omdat wij wraak verlangen, en die wraak is Israëls dood.’
Dan komt in oktober 1956 het besluit de troepen van Syrië, Jordanië en Egypte onder één commando te brengen en wel een Egyptisch commando met één doel: de vernietiging van Israël, die volgens de Arabische heersers iedere dag meer nabij kwam.
Dus valt Israël op 29 oktober het Sinai-schiereiland binnen. Als op 1 november de Engels-Franse actie tegen Suez begint, is de oorlog door Israël reeds bijna geheel gewonnen. En volkomen juist is hetgeen een geschriftje van de ‘Ichoed Olami’, de internationale bond van socialistische Zionisten, uiteenzet: ‘Zonder de plotselinge actie van de twee westerse machten zou Israël niet alleen zijn politieke achteruitzetting en de vervreemding van haar beste vrienden, speciaal van de internationale socialistische groep bespaard zijn gebleven, maar het zou de ogen van de Arabische wereld in het algemeen en van die van Egypte in het bijzonder hebben kunnen openen voor de gevaren van Nassers politiek van schijnglorie en avonturen, welke het land, dat hij regeert, geen enkele vooruitgang bracht...’
Israël won de oorlog voor de tweede maal. Egypte werd nog smadelijker verslagen dan in 1948. Tegenover de duizende Egyptische gevangenen staan vier, zegge vier Israëlische. En een groot gedeelte van de wapenen door talrijke landen - ook Engeland -, maar voornamelijk door de communistische landen aan Nasser geleverd, vielen in Ben Goerions handen.
Maar heeft Israël de strijd niet politiek verloren? Met de grootst
| |
| |
mogelijke meerderheid verloor Israël de slag in de Algemene Vergadering der U.N.O. toen van hem geëist werd, dat het binnen vijf dagen zijn troepen uit de Gaza-strook en het vroeger Egyptisch gedeelte aan de Golf van Akaba moest ontruimen.
Israël wilde dit, maar er moesten hem eerst de garanties worden gegeven, dat de vrije doorvaart door de Golf van Akaba vast stond en de Gaza-strook niet meer tot uitvalspoort voor de ‘Fedejien’ zou kunnen dienen.
Niemand kan deze eisen onbillijk noemen. Daarover, zo zegt men echter, kan eerst na de ontruiming gesproken worden. Maar ieder kan op zijn vingers narekenen, dat, als Israël achter de oude demarcatielijnen is teruggekeerd, de Arabische staten, met Egypte vooraan, het oude spelletje zullen herhalen, wetende dat de U.N.O. hen niets zal durven doen. Politiek, omdat zij zich dan geheel in de armen van Rusland zullen werpen. En verder. ‘Oel ist ein ganz besonderer Saft’.
Waarop geheel de Eisenhower-doctrine gebouwd is. De verklaring van de politiek der Verenigde Staten ligt dan ook voor een belangrijk gedeelte in het bezit der petroleum-concessies in Saoed-Arabië. En in de hoop het ondergaande Engeland in Irak te kunnen vervangen. Maar dan dient men aan de huidige heersers van de Arabische staten in het nabije Oosten zo ver mogelijk tegemoet te treden. Dus verkiest ook een Eisenhower de slavenstaat Saoed-Arabië boven het meest progressieve deel van Azië: Israël.
Wat Israël verder doen zal? Niemand weet het, maar toegeven zonder garanties is minstens even gevaarlijk als het aanvaarden van het conflict met Amerika.
Eén troost is er slechts voor Israël. Na zijn eclatante overwinning op Egypte, dat hem in manschappen en wapenpotentieel overtrof, heeft het in de eerste tijden niet meer voor een overval der Arabische staten te vrezen.
Eisenhower's verklaring van onmiddellijke hulp bij agressie, Israël niet gegeven, maar anderen uitdrukkelijk gedaan, is voor de eerste jaren voor Israël overbodig. Maar het blijft het object van getreiter en gesar en waar het maar mogelijk is in zijn economische ontplooiing belemmerd.
Zeker er zijn grote verschillen tussen de Arabische staten onderling. Ja, zelfs kan worden gezegd, dat de gemeenschappelijke Israël-haat hun enig bindmiddel is. Hoe weinig er sprake is van een werkelijke Arabische eenheid, bleek toen Israël zijn ‘agressie’ tegenover Egypte ten uitvoer bracht.
| |
| |
Kent gij de Joodse - het is toch een Joods onderwerp, dat behandeld wordt - Witz van de wonderrabbijn, toen niet-Joodse kwajongens hem bespotten en uitscholden? Zijn leerlingen verlangden, dat hij Gods verborgen naam zou uitspreken en de muur zou doen instorten, waarlangs de boosdoeners liepen, hen dus verpletterend door Gods toorn. Maar de wonderrabbi wendde zich tot de muur en sprak plechtig: ‘De muur zal niet invallen.’ En ziet, het wonder geschiedde. De muur viel niet in.
Zo ging het met Irak, Jordanië, Syrië, Sadoedie-Arabië. Brallend had men verkondigd, dat alles, zelfs het geringste, hetwelk één hunner zou worden aangedaan, door allen gemeenschappelijk zou worden gewroken.
Toen Egypte op de vlucht werd gejaagd, verroerde niemand een vinger. ‘Het wonder geschiedde, de muur stortte niet in.’ Het niet-bestaan van een ‘Arabische eenheid’ werd duidelijk gedemonstreerd.
Bovendien is Irak door sommige Arabische staten meer bedreigd dan op het ogenblik Israël. Maar hoe Israël ook verder zijn politiek zal voeren, tot vrede sluiten met hem zijn de Arabische staten niet bereid. Echter is dit het enige middel om de rust in het Nabije Oosten te bewaren. En niet het Eisenhower-plan, noch de Russische politiek, daar zij beide imperialistisch zijn.
Wellicht wacht Israël een moeilijker tijd zelfs dan de jaren 1948-1956. Toch gaat Israël niet ten onder, daar het in het heden de toekomst van ‘the near East’ vertegenwoordigt. Hoe treiterend langzaam ook de ontwikkeling gaat, ook deze volkeren zijn op weg naar de vrijheid. De corrupte heerschappij, vanaf de Nassers tot aan de Ibn Saoeds toe, wordt uiteindelijk door de ontwikkeling der sociale verhoudingen te niet gedaan. En Israël wijst daarbij de weg!
Israël is de voorhoede van het Joodse volk, dat, overeenkomstig de woorden van Renan, daarom een volk is, omdat het niet enkel de heugenis van grote daden in zich draagt, maar ook de wil en het verlangen het nieuwe te scheppen.
En in deze zin, ‘trotz alledem und alledem’ kan Israëls jeugd vertrouwensvol zingen:
‘“Am Jisraeel” chaj’
‘Israël leeft!’
|
|