F. van der Kooi
Op ziekenbezoek
Hoewel de reden (zei de zieke) waarom ik niet gezond word, mij nog steeds duister is, kan ik er voorlopig wel een zekere balans van opmaken. Het zal je misschien bevreemden, dat ik ‘reden’ zeg en niet ‘oorzaak’, maar daar heb ik voldoende reden voor. De oorzaak dat ik niet gezond word ligt namelijk hierin, dat ik er een tegenzin in heb gezond te worden, en gaat dus terug op een reden. Ik tracht me die al jaren bewust te maken en deze studie is niet geheel zonder gevolg. Ogenschijnlijk vind ik steeds nieuwe redenen. Het is dan ook niet een regelmatige studie, maar een doorlopend vergeten van het probleem in de zorg voor de instandhouding van mijn ziekte (een zorg die voornamelijk tegen verergering gericht is, naar ik me voorhoud), waarbij het probleem af en toe onverwacht opduikt, op een andere plaats, in een andere belichting, en eigenlijk in een nieuwe gestalte en een nog nooit gezien verband; en dan vind ik opeens weer een nieuwe reden, waarover ik weliswaar lang kan nadenken, maar die ik niet methodisch gezocht heb. Het is nu ook weer niet zo, dat ik al die redenen als een ambtenaar of een winkelier op een lijst afcheck, want ze lossen elkaar niet af, en de oude redenen worden niet door een nieuwe tot onwaarheid gemaakt. Wanneer ik vroeger dacht, dat ik niet gezond wou worden omdat ik niet wist waarvóór ik gezond zou moeten worden, en later, dat de macht der gewoonte (die een zorgend mens, als ware hij een kluit liggend pek, vanzelf tot een zekere harmonie af rondt), dan wel de suggestie van andere mensen en van de wereld mij te sterk en te noodzakelijk was, dan wordt de eerste reden door de tweede en derde niet opgeheven. Het maakt haast de indruk of er maar één reden is, die op gezette ogenblikken bij gedeelten of aspecten onthuld wordt, die groeit en zich verdiept, als een huis dat er telkens een verdieping bij krijgt, totdat... maar laat ik niet vooruitlopen, want dat loopt bij mij toch alleen maar
uit in een abstract fantasieslopje. Vaak komt een nieuwe reden, dat wil dus eigenlijk zeggen een nieuw aspect van de onbekende reden (of eerder nog een groeistoot van de onvolwassen reden, waarin al de vorige fazen zich nog aftekenen) vaak komt zo'n ‘nieuwe reden’ (want zo doet het zich ondanks alles voor) tot mij onder de lectuur. Zo, kort geleden, bij Dostoïevsky. Het doet er niet toe welke passage; het had elke passage kunnen zijn, want overal komen in Dostoïevsky's romans mensen, die heftig leven, tot inkeer. Zijn