De Nieuwe Stem. Jaargang 11
(1956)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 683]
| |
Frits Kief
| |
[pagina 684]
| |
mogendheid een bende politieke gangsters gedurende een aantal jaren de gelegenheid heeft gekregen de mens iedere zekerheid omtrent zijn leven en zijn toekomst te ontnemen. Ik ben mij er ten volle van bewust dat de weliswaar sluimerende, maar niet verdwenen angstgevoelens uit de tijd van de nazistische bezetting van dit land tezamen met de zorgvuldig gekweekte vrees voor een Russische agressie - ‘de Russen zijn alleen maar door de Westduitse Bondsrepubliek van ons gescheiden, ze staan slechts 300 km van onze grenzen’ - verantwoordelijk is voor het van emoties geladen politieke klimaat. En ik weet dat, daar waar de emotie en het irrationalisme de mensen beheerst, het beroep op de rede, de nuchterheid, de zakelijkheid een hachelijke onderneming is. Dat de bereidheid tot overweging gering is waar de angst heerst. Niettemin, het is een schending van de socialistische plicht, te zwijgen daar waar gesproken moet worden ook dan, als het gesprokene dwars tegen de door emoties bepaalde ‘meningen’ ingaat. Het is socialistische plicht tot bezinning op te roepen vooral dan, als politici hun plicht verzaken, zelf de gevangene blijken te zijn van onberedeneerde angsten en een bijltjesdag-stemming bevorderen. Evert Vermeer heeft op de protestmeeting van de P.v.d.A. in de Amsterdamse Koopmansbeurs op 31 oktober (men lette op deze datum) - en doet het er iets toe of hij het al dan niet zo bedoelde? - het signaal gegeven voor dat wat een klopjacht dreigt te worden op dezulken, die weigeren het geweld in de internationale politiek als het enige en juiste middel om beslissingen af te dwingen, te aanvaarden. Het signaal van de fluimen, waarmee een journaille zich veroorlooft de voorstanders van de liquidatie van de koude oorlog, van de ontspanning, van de ontwapening, van de overgang naar spreken en onderhandelen, hier te lande te bejegenen. Maar waarvan ook die figuren in de internationale politiek, die de garantie van de vrede en de bescherming van de mensheid voor de vernietiging in een derde wereldoorlog door de atoomwapens, zien in het stukbreken van de machtblokken en het opheffen van de twee-deling van de wereld - Nehru, Tito en hun medestanders - ruimschoots hun deel krijgen. En waarbij radiocommentatoren zoals de heer M. Sluyser zich niet ontzagen de inhoud van de politiek der vreedzame co-existentie te vervalsen door te betogen, dat deze het handhaven van de status quo inhoudt. Hoe moet het appèl aan de rede, het beroep op het opgeven van de blokvorming, op de vrede door onderhandelen hun gewetens belaagd hebben, hoe moeten zij de voortschrijdende ontspanning gevreesd heb- | |
[pagina 685]
| |
ben om hen tot een dergelijke hysterie tegen mensen, waarvan zij weten dat ze voor het grootste deel hun partijgenoten zijn en waarvan het hun bekend is, dat zij in de verdediging van de menselijke waardigheid en de democratie niet bij hen ten achter staan, te brengen! En wat heeft hun optreden te maken met de democratie en de menselijke waardigheid, wier eerste gebod de vrijheid van overtuiging en inzicht inhoudt? Ik heb in de vandalerende, gebouwen vernielende, mensen uit hun woning sleurende benden onze potentiële moordenaars herkend, en, als stalinisme of fascisme termen zijn, waarmee men de aanranding van de menselijke waardigheid aanduidt, dan veroorloof ik mij te zeggen dat de stalinisten en fascisten onder ons zijn, ook al hebben zij zich als democraten vermomd. Hoe broos bleek het democratische besef en hoe gemakkelijk werd de grens naar de terreur overschreden! Hoe hachelijk het dan ook moge zijn desondanks het beroep op de rede te doen en hoe gemakkelijk het lieden, met een beroep op de democratie en het socialisme - althans tijdelijk - ook moge vallen, de hysterie tegenover de rede en de zakelijke overweging te plaatsen, het mag degeen die het om de kering van het geweld en de verhindering van de barbaarsheid van een nieuwe mensenslachting van niet voor te stellen omvang gaat niet er van weerhouden, in alle duidelijkheid voor zijn mening en inzichten uit te komen. Te eerder, als de strijd tegen iedere dictatuur en ieder terrorisme tot de kern van het politieke optreden behoort en gedurende ruim dertig jaren behoord heeft. Wie de ontwikkeling van de internationale verhoudingen nauwlettend gevolgd heeft, kon in de laatste jaren de toenemende ontspanning in velerlei symptomen constateren. Er waren - en zijn - verscheidene oorzaken voor een gewijzigde houding van de Russische regering aan te wijzen. Een veranderde houding, die voortvloeit uit de stand van de technisch-economische ontwikkeling van het land zelf en de fundamentele wijziging die de positie van Moskou in het totaal van de wereldconstellatie heeft ondergaan. In de laatste 30 jaren heeft Rusland zich van een achterlijke landbouwstaat ontwikkeld tot een van de grote industriestaten. Dit feit alleen is voldoende om de enorme verschuivingen in de sociologie van de bevolking aan te geven en tevens aan te wijzen, waarom - uitgaande van de eisen die de industrie zelf stelt - een verandering in het regime geboden is. Een moderne industrie kan niet functioneren met een arbeidersklasse, die niet een zekere mate van vrijheid en welvaart bezit. Een technische en weten- | |
[pagina 686]
| |
schappelijke intelligentia kan geen leiding geven aan de industrie en aan de vooruitgang van het wetenschappelijk inzicht, als ze in het dwangbuis van vooropgestelde leerstellingen geperst is en als haar vrije onderzoek belemmerd wordt door de vrees, met de resultaten tegen de partijdoctrines in te gaan. Een moderne industrie kan niet functioneren met slavenarbeid en rechtsonzekerheid, met een levensstandaard aan de rand van het bestaansminimum. Daarmee alleen al zijn alle morele en ethische speculaties over het al dan niet ‘listige’ en bedriegelijke ‘tactiek’ zijn van de pogingen tot een betere verstandhouding en tot liberalisatie te komen als irreëel bepaald. De Russische leiders handelen - zomin als anderen - uit morele of ethische motieven, maar uit een bittere, door de verhoudingen zelf bepaalde noodzaak. Alle publicaties in de Russische pers en alle discussies sinds enige jaren, alle maatregelen die genomen werden wijzen zonder uitzondering in dezelfde richting: de onontkoombare noodzaak van liberalisatie, zij het geremd door de vrees, dat de voortgang er van de tegenwoordige heersende machten de controle over de beheersing van de ontwikkeling doet verliezen. Maar in niet mindere mate geremd door de vrees voor militaire interventie van buiten af. De rede van Chroestsjow op het XXste congres van de CPdSU en de zich doorzettende destalinisatie waren op deze gronden geen listig spel om het Westen in slaap te sussen maar gebiedende noodzaak. Reeds hier treft het Westen en diegenen, die het wantrouwen versterkten en de bewapening niet afremden maar voortzetten en opvoerden een zware verantwoordelijkheid. Men zegt vermoedelijk niet te veel als men zegt dat zij leefden van het stalinisme zoals Stalin leefde van hen. De gewijzigde structuur van de Sowjet-Unie was echter niet de enige belangrijke factor die Moskou tot een andere politiek noopte. Sinds 1948 zijn er verscheidene nieuwe krachtcentra in de wereld ontstaan, die ieder voor zich de positie van de Sowjet-Unie als het centrum van de anti-koloniale en anti-imperialistische stromingen (en juist of niet juist, door de tegenstelling tot het Westen was Moskou dit centrum voor alle volkeren, die onder het Westerse koloniale en imperialistische juk gebukt gingen) aangetast hebben. Centra, tegen wier ontstaan het stalinisme zich verzet heeft zolang het kon, die het heeft trachten te paralyseren, zodra zij er waren. New Delhi, Peking en Belgrado. Centra die in hun ontstaan ook voor het Westen uitermate onaangenaam waren omdat zij het anti-kolonialisme en het anti-imperialisme stimuleerden en wier invloed door het Westen bestreden | |
[pagina 687]
| |
werd door hen propagandistisch en politiek bij Moskou in te delen, door ze - in tegenstelling tot hun werkelijke betekenis -, als satellieten of filialen van Moskou voor te stellen. Centra die bovendien de erfgenamen werden van het effect van die smadelijke ervaring van de koloniale heersers uit de eerste jaren van de tweede wereldoorlog, toen een gekleurd volk - Japan - er, door de beheersing van de moderne techniek in slaagde het blanke ras en de koloniale imperialisten zware nederlagen toe te brengen en de oude superioriteitswaan van datzelfde blanke ras te breken. Die ervaring dus die leerde dat, zo men zich de techniek van het Westen eigen maakt en industrialiseert het Westen - en op den duur óók de Sowjet-Unie weerstaan kan worden. In zijn verblindheid heeft het Westen getracht deze ontwikkeling in Korea, in Viet Nam, in Noord-Afrika te doorkruisen en - door Peking, Indo-China voorlopig aan de Sowjet-Unie te binden - de onthulling van de zwakte van Moskou vertraagd. Maar het heeft desondanks, ondanks alle daartoe aangewende pogingen, toch het zelfstandig worden van deze centra niet kunnen beletten. Hoewel het er wel in geslaagd is het wantrouwen tegen de bedoelingen van het Westen en tegen de inhoud van de ‘Westelijke democratie’ ten top te voeren. De socialisten van het Westen zijn er niet mee gediend - de volkeren van het Westen zijn er niet mee gediend - als de waarheid bemanteld wordt. En de waarheid is dat Moskou beter dan het Westen, zeker na Stalins dood, de consequenties heeft onderkend, waartoe de nieuwe situatie in de wereld moet leiden. Zeker een invloedrijk deel van de Russische leiders heeft getracht daarnaar te handelen. Zij het niet zonder de weerstand van het stalinisme en zijn resten in eigen land te moeten bestrijden en terugdringen, of zelfs uit te schakelen. Sinds lang eist de economische toestand van de Sowjet-Unie, eist de ontwikkeling van de industrie zelf, vergroting van de welstand van de bevolking. Dat is. in de feiten, demobilisatie van de miljoenen-legers en terugvoering van de soldaten naar de industrie en de landbouw. Dat is, in de politiek, een zich terugtrekken op de lijn Memel - Odessa. Zolang evenwel de NATO en de WEU bestaan, zolang de heer Adenauer haast maakt met het doorvoeren van de militaire dienstplicht en het opstellen van zijn divisies, zolang lijkt de oplossing van dit vraagstuk voor de Russische leiders het zoeken naar de kwadratuur van de cirkel. Want het prijsgeven van de bezetting van Oost-Duitsland en de satellietlanden houdt onder deze omstandigheden het reële | |
[pagina 688]
| |
gevaar in, dat de NATO-troepen inplaats van aan de Elbe en de Werra, aan de oude Russische grenzen zullen komen te staan. Er is geen nationale staat, geen mogendheid in de wereld te vinden die, gezien van de ervaringen met Hitlers overvallen sinds 1938, een dergelijke stap zou nemen zonder afdoende garanties, dat zijn veiligheid verzekerd zal zijn. En het Westen heeft niets gedaan om het Russische wantrouwen tegen zijn bedoelingen weg te nemen en alles nagelaten om het vertrouwen te bevorderen. Hysterische publicaties als die van de heer De Kadt, die in zijn ‘De Konsekwenties van Korea’ het opstellen van 50 Duitse divisies eiste, zijn symptomen voor een politiek, die in de Sowjet-Unie de positie van Stalin en zijn aanhang moest versterken, die van zijn tegenstrevers terug moest dringen. Er is daarom voor de Sowjet-Unie de keuze tussen een tweetal mogelijkheden. De handhaving van de straffe militaire bezetting van Oost-Duitsland en de satellietlanden en de handhaving van stalinistische satrapen als regeringsleiders in die landen. Of, de neutralisatie van Oost-Europa, van Griekenland tot het hoge Noorden. Met de garantie, dat de sociaal-economische structuur en de politieke constellatie belet, dat deze neutralisatie niet toch een op een kwade dag in een ‘keuze voor het Westen’ omslaat en toch NATO en WEU aan de Russische grenzen brengt. Men kan niet met een goed geweten ontkennen dat Moskou in de laatste twee jaren een politiek gevolgd heeft die op de tweede oplossing aanstuurt. Finland is na 1945 aan verdragsbepalingen gebonden, die zijn neutraliteit verzekeren. En er zijn geen aanwijzingen, dat de Finnen zich daaronder ongelukkig voelen. Oostenrijk is, sinds het begin van dit jaar aan een verdrag gebonden, dat zijn positie als neutrale staat gelijk maakt aan die van Zwitserland. En er zijn geen aanwijzingen dat de Oostenrijkers zich daaronder ongelukkig voelen en staan te trappelen om zich bij de NATO en WEU aan te sluiten. En sinds de ‘verzoening’ met Joegoslavië vorig jaar, sinds de formule van de ‘eigen weg naar het socialisme’ is de onafhankelijke en neutrale positie van Zuidslavië evident en is Tito, in nog sterker mate dan voordien, een exponent van de succesvolle politiek van vrede en ontspanning, die door hem, Nehru, Oe Noe geschraagd wordt. Wie geleerd heeft met de benen op de grond te blijven, begrijpt dat deze politiek in de Sowjet-Unie zelf op de weerstand van de zeer voorzichtigen en de zeer wantrouwenden moet stuiten. Op verzet op zijn minst van de resten van het stalinisme en van een deel van de legerleiding, dat de theorie aanhangt dat daar waar een Russische tank- | |
[pagina 689]
| |
divisie staat in ieder geval NATO-troepen niet zonder weerstand zullen binnenrukken. Terwijl Chroestsjow de destalinisatie inleidde en de mogelijkheid schiep tot eerherstel van de Titoïsten in de satellietlanden en daarmede de voorwaarden voor het tot standkomen van een neutrale strook realiseerde, groeide het verzet van de stalinistische resten. Het is opmerkelijk, hoe de ‘genuanceerde’ beoordelaars, als ze niet vervallen in de wildste en meest romantische speculaties omtrent elkander naar het leven staande klieken, de Russische politiek beoordelen als de uitkomst van een straffe discipline. Maar juist hier ligt een enorm stuk verantwoordelijkheid van het Westen voor de tragische gebeurtenissen van de laatste weken. Verstandige, verantwoordelijke, de ontspanning en de vrede bevorderende politiek ware geweest het optreden van het koppel Boelganin-Chroestsjow te steunen. Verstandige, verantwoordelijke, de ontspanning en de vrede bevorderende politiek ware geweest de vlegelarijen van politici en journalisten, die zich als straatjongens gedroegen, te weerstaan en, zo men al het wantrouwen niet overwinnen kon, die maatregelen te nemen, waaruit moest blijken of de politiek van de glimlach reëel gemeend was. Dus, niet te betogen, dat deze politiek oneerlijk is, maar Chroestsjow en Boelganin aan hun woorden te houden, ze in de gelegenheid te stellen hun woorden waar te maken. Zij werden echter gehoond, bespot, afgewezen. Met geen andere uitkomst dan dat de weliswaar teruggedrongen maar niet definitief uitgeschakelde stalinisten wind in de zeilen kregen. Een wensdroom, een constructie onzerzijds? Een uiting van naïveteit? Van karakterloosheid of domheid? zoals de redactie van ‘Het Vrije Volk’ in haar superdemocratische terminologie de opvattingen van de tegenstanders van haar politiek waagt te etiketteren? Men zal zich herinneren, dat een aantal weken terug de wereld verrast werd door een tweetal feiten: het plotseling opduiken van Chroestsjow in Belgrado en zijn overhaaste terugkeer in gezelschap van president Tito naar Jalta op de Krim. Twee vraagstukken stonden ter discussie. Ten eerste, de schatting van de tegenwoordige stand van de ontspanning in de internationale verhoudingen. Ten tweede, de onderlinge verhouding van de communistische partijen in het algemeen en de verhouding tot de Russische partij in het bijzonder. Ten aanzien van het eerste punt verdedigde president Tito de opvatting, dat de ontspanning zodanige vorderingen had gemaakt, dat een ‘titoïstische’ liberalisatie van Polen, Hongarije, Roemenië, Bul- | |
[pagina 690]
| |
garije en Tsjechoslowakije, zij het met gepaste voorzichtigheid en bedachtzaamheid kon worden aangevat. Dus, dat een begin gemaakt kon worden met de neutralisatie van deze gebieden met als konsekwentie het terugtrekken van de Russische troepen. Waarbij er bovendien van uitgegaan werd dat het Westen zoveel gezond begrip zou weten op te brengen - en waarbij zoveel waarde gehecht werd aan de betuigingen, dat het Westen economische hulp zou willen verlenen zonder politieke voorwaarden - dat iedere verlichting voor de bevolking een enorme vooruitgang betekent. Ten aanzien van het tweede punt werd de oude strijd van 1948 - zij het onder voor de Joegoslaven veel gunstiger omstandigheden - opnieuw gestreden. Onwrikbaar hielden president Tito en zijn vrienden vast aan de volledige onafhankelijkheid van de communistische partijen van Moskou - tegen het verzet van de stalinistische resten - en van een zodanige interpretatie van de formule ‘eigen weg naar het socialisme’, dat iedere directe of indirecte invloed van Moskou op de sociale en politieke structuur uitgesloten bleef. Een opvatting, die hij, Tito, rechtstreeks gesteund door Peking en indirect door New Delhi, doorzette. De gevolgen van de aanvaarding van Titos formule kan men kennen. Met uitzondering van Oost-Duitsland - waar Ulbricht al eerder een voorzichtiger positie had ingenomen - werden de notoire stalinisten in de partijleidingen verwijderd en uit de regeringen gezet, door ‘titoïsten’ - dat wil zeggen door communisten, die de stelling aanhangen dat op grond van de nationale economische, sociologische en politieke situatie gehandeld moet worden - vervangen. En dat betekent - men kan het bij Wolfgang Leonhard in zijn boek ‘Die Revolution entlässt ihre Kinder’Ga naar voetnoot*) nalezen - de aanvaarding door Moskou van stromingen, die overeenkwamen met de zogenaamde, ‘arbeiders-oppositie’ van Sjlapnikow in 1920, wier meest militante vertegenwoordiging, de matrozen van Kronstadt, de garde van de Oktoberrevolutie, door Trotzky in maart 1921 bloedig werd onderdrukt. Of, om het in voor Nederlanders gemakkelijker toegankelijke begrippen uit te drukken: de aanvaarding van stromingen, wier intenties door Herman Gorter en Anton Pannekoek in 1920 hier te lande vertegenwoordigd werden en wier gedachten men in het poëtische werk van Gorter na 1920 terug kan vinden. (Zie de bundel ‘De Arbeidersraad’.) Het tweede gevolg was de er op volgende pelgrimage van tal van | |
[pagina 691]
| |
communistische delegaties - van partijen en regeringen - naar Belgrado, de inzet van de ‘nieuwe koers’ en het dringende beroep van president Tito en de zijnen op de linkse socialisten waar ook ter wereld, energiek op te treden voor deze kans van de tot dusver door het stalinisme onderdrukte en geterroriseerde volkeren, de weg naar nationale onafhankelijkheid en een ruime mate van vrijheid te kunnen gaan. Het is overbodig, de gang van zaken van de laatste weken in de hoofdlijnen te schetsen. Gomoelka heeft gezegevierd en het Poolse volk is zo verstandig geweest - vooralsnog - te beseffen dat de verdwijning van de stalinisten en de mate van vrijheid, die het verworven heeft, niet in een avontuur op het spel gezet mag worden. Zo verstandig, de door de Russen zelf in scène gezette ‘spontane’ demonstraties van studenten en arbeiders te nemen voor wat ze waard zijn: bij het Russische ritueel behorende methoden om voor het eigen volk het aanvaarden van de overgang aannemelijk te maken. Verstandig, uit het gezichtspunt van de handhaving van de vrede en de bevordering van de ontspanning. Verstandig, omdat het zelf het minst gebaat zou zijn bij het herstel van het stalinistische terrorisme. Verstandig niet in de laatste plaats omdat het Oosteuropese probleem voor de socialist nu eenmaal niet is de invoering van een ‘pluralistisch’ partijensysteem - zoals de conservatieve Parijse ‘Figaro’ verlangt - en evenmin ‘vrije verkiezingen’ op dit moment, maar de omzetting van een genationaliseerde (verstaatlichte) in een gesocialiseerde (vergesellschaftete) economie. Het is aan geen enkel twijfel onderhevig, dat Moskou bereid was óók in Hongarije deze weg te gaan en dat Imre Nagy en Janos Kadar de representanten waren van dit streven. (Men leze daartoe de biografie van Kadar in ‘Het Vrije Volk’. Ochtendblad van 5 november.) Er is geen twijfel dat Kadar met instructies dienaangaande uit Belgrado naar Boedapest terugkeerde. Dat het óók in Boedapest bepaalde demonstraties tegen zichzelf organiseerde om het terugtrekken van de Russische troepen als zijnde in overeenstemming met ‘de volkswil’ te kunnen motiveren. Er moge in dit verband op gewezen worden dat aanvankelijk de demonstraties en betogingen, de ‘revolutie’ door Peking en Belgrado en het ogenschijnlijke onder druk zetten van Imre Nagy werden gesteund. In het gezicht van deze feiten moet ik vaststellen, dat de ontwikkeling in Boedapest - en in de internationale situatie - mij en de grote meerderheid van de linkse socialisten in Duitsland en Engeland | |
[pagina 692]
| |
met toenemende zorg heeft vervuld. Het belang van het Hongaarse volk zelf gebood matiging. Het eiste matiging omdat, op de hiervoren uiteengezette gronden de eerste slag wel gewonnen, maar de zege nog niet definitief was. Dat verscherping van de internationale situatie en ommezwaai in Hongarije naar het Westen, geen ander gevolg kon hebben dan verzwakking van de anti-stalinisten óók in Rusland. Dus, versterking van die groepen, die niet in de neutralisatie maar in de kracht van tanks en Russische divisies de enige betrouwbare garantie voor de Russische veiligheid zien. Met andere woorden, de aanvallen op Nagy, de pogingen, Hongarije in het Atlantische front te brengen (en dus de NATO aan de Russische grenzen) geen ander effect konden sorteren dan de bloedige onderdrukking ook van de beperkte vrijheid en de handhaving van de ijzeren vuist van de stalinistische terreur. Zo ooit het belang van een volk, zo ooit de beveiliging van mensenlevens, zo ooit het winnen van een - zij het beperkte - vrijheid, matiging en compromis verantwoord deed zijn, zo ooit de menselijkheid en de menselijke waardigheid gebood met minder genoegen te nemen omdat het méér zou blijken te zijn, dan was het in de Hongaarse situatie omstreeks 29 oktober. Het heeft niet zo mogen zijn. Hoewel zeker een deel van de ‘opstandelingen’ en de sociaal-democraten van Anna Kethly dit inzicht toonden. (Getuige correspondenties o.a. in ‘Het Vrije Volk’, die van hevige discussies tussen de opstandelingen onderling repten en getuige de verklaring van althans een deel van de opstandelingen, dat de nationalisaties en de landhervormingen niet ongedaan gemaakt zouden worden.) Men zegt hier te lande dat de motivering voor het ingrijpen van het Russische leger op 4 november - de noodzaak van het neerslaan van contra-revolutionairen - een laffe uitvlucht is. Is het dat in de mate, waarin men het voorstelt? In een radioreportage voor de AVRO uit Rome op 4 november (!) werd melding gemaakt van het optreden van naar Hongarije teruggekeerde ‘Horthy-fascisten’ (de aanduiding is van de reporter). En de Duitse sociaal-democratische ‘Neue Ruhrzeitung’ van 8 november geeft een relaas van haar correspondent te Wenen, waarin deze wel zeer onheilvolle woorden staan: ‘Dabei ist es sehr zweifelhaft, ob man den Ungarn einen Dienst erweist, wenn man sie von heute auf morgen irgendwohin verschickt. Viele von ihnen leben immer noch in der Hoffnung, dass der Westen | |
[pagina 693]
| |
hält, was der Sender Freien Europa noch vor 8 Tagen versprach: “Ungarn, haltet aus! Wir schicken Soldaten aus Frankreich und Spanien” kündete sogar den Einsatz der Blauen Legion an, erzählten mir drei aus Budapest geflohene Studenten.’ Niemand beschikt nog over voldoende gegevens - niet zij, die zich op de ‘contra-revolutionaire activiteiten’ beroepen, maar evenmin zij, die deze ontkennen - om een verantwoord oordeel te kunnen vellen. Maar de solidariteit met het Hongaarse volk, een echt begaan zijn met het lot van de opnieuw aan de terreur onderworpen mensen - mensen! - eist dat dergelijke activiteiten worden opgespoord en, mochten ze evident blijken, er met alle kracht tegenin te gaan en een herhaling te voorkomen. Waarbij zeker gesteld mag worden dat de zich in Italië, Spanje Portugal en Frankrijk genesteld hebbende Horthy-fascisten, anti-semieten en medeplichtigen van Hitler en Mussolini nooit de bondgenoot kunnen zijn voor een ieder, die om der wille van de democratie en de menselijke waardigheid het stalinisme en zijn terreur wenst te weerstaan. Als het - Amerikaanse - ‘Free Europe Comittee’ te München smerige handen wil hebben door zich te verbinden met die tegenstanders van het bolsjewisme, die medeplichtig waren aan Auschwitz, die medeverantwoordelijk waren voor de slachting van liberalen, socialisten, communisten van 1919 tot 1945, dan is het zijn zaak. Het kan de onze niet zijn. Als de Westduitse Bondsrepubliek op haar grondgebied SS-bandieten uit alle ‘verbonden’ landen uit de tweede wereldoorlog - met Hitler verbonden landen - in de gelegenheid stelt hun duistere bedrijf te ontplooien, dan is dat de zaak van de heer Adenauer - niet van ons. Natuurlijk, dat alles rechtvaardigt de gruwelijke terreur tegen de Hongaarse bevolking niet. Maar het verklaart wel, samen met de opkomst van een soort witte terreur - waarvan wij ook hier een kleine proeve hebben genoten - waarom de anti-stalinisten in Rusland, waaronder men vermoedelijk Chroestsjow mag rekenen, teruggedrongen werden en de stalinisten en dat deel van de legerleiding, dat zweert bij terreur en geweld, hun kans kregen. En het verlegt zeker een deel van de verantwoordelijkheid voor het bloedbad naar die krachten in het Westen, voor wie geweld, bewapening, militarisme het alpha en omega van politieke wijsheid zijn. Alsof de maat van rampzalige beslissingen daarmee nog niet vol was volgde op woensdag 31 oktober de Brits-Franse overval op Egypte. Nadat, van alle goede geesten verlaten, de Israëlische regering het parool van de oude heethoofd David Ben Goerion - dwars tegen de | |
[pagina 694]
| |
inzichten van Mosje Sjarett in - gevolgd had en het bevel tot een invasie in Egypte had uitgevaardigd. Ik ben mij er ten volle van bewust dat ook een critische afwijzing van het optreden van de Israëlische regering gemakkelijk aanleiding geeft tot kwaadaardige uitleg. Het zij mij daarom vergund, meer dan in het voorgaande, het persoonlijke standpunt en de persoonlijke positie in het geding te brengen. Het debat over het Zionisme is met de stichting van de staat Israël gesloten. Wat de tegenstanders gevreesd hebben is gebeurd: de jonge staat, opgericht in een gebied, waarin hij als een schepping van indringers wordt beschouwd, is een speelbal geworden van de tegenstellingen der grote mogendheden. Het zionistische argument van het ‘historische recht’ op Palestina is te doorzichtig en te zeer gespeend van realiteitszin tegenover een ontwikkeling van twintig eeuwen om aanvaardbaar te kunnen zijn. Stellig, wij begrijpen de behoefte van vervolgde, getergde, opgejaagde mensen aan een onbedreigd tehuis. Wij begrijpen, na de uitmoording van 6 miljoen Joden door Duitse, Hongaarse, Joegoslavische en andere nazis en fascisten de drang naar een plek grond, waarover men zelf zeggenschap heeft en waarop men niet afhankelijk is van de wispelturigheid in de politieke verhoudingen. Hoe zouden we niet! na de uitmoording van het grootste deel van de eigen familieleden en de robuste bedreigingen, waaraan het eigen gezin onder de nazistische bezetting blootgesteld was! Wij begrijpen ook, dat voortdurende speldeprikken ook de sterkste draad van het geduld op den duur door snijden. Maar we begrijpen bepaaldelijk niet het politieke genie, dat uitgerekend in een labiele situatie het bevel tot de aanval kan geven. Een situatie, waarin elke militaire agressie, elk gewapend optreden, hoe ‘beperkt’ ook in zijn doelstelling en hoe ‘gerechtvaardigd’ ook in de behoefte aan afweer de kans op een kettingreactie inhield, waardoor het barbarisme van een derde wereldoorlog over de mensheid - óók over het Joodse volk! - kan komen. En we begrijpen evenmin dat een zich van haar verantwoordelijkheid bewuste regering haar hoogste goed: haar morele recht en haar zakelijke gelijk, in een zo labiele situatie te grabbel kan gooien met geen ander effect dan als de fakkel, die het kruitvat tot ontploffing brengt, gebrandmerkt te worden. Zomin als er voor het Duitse volk enige aanleiding kan zijn voor een politiek, waardoor het voor de derde keer als oorlogsbrandstichter zou optreden, zomin is er voor de Israelis een politiek, waard | |
[pagina 695]
| |
om alle anti-semieten in de wereld een voorwendsel te verschaffen uitgerekend het Joodse volk als agressor te kijk te zetten. Men heeft, van Russische zijde, de aanval van Israël op Egypte en de daarop volgende Brits-Franse agressie voorgesteld als een ‘abgekartete Sache’. Doet het er iets toe of dat juist is, als het effect er op neerkomt? Vast staat in ieder geval dat de heren Eden en Mollet reeds op 14 oktober maatregelen hebben beraamd, die bij een dergelijke Israelische aanval genomen zouden moeten worden en dat zij ‘verrast’ waren door de geringe Egyptische weerstand op het schiereiland Sinaï. Hetgeen - het zij in alle nuchterheid vastgesteld - de redenaties omtrent een voorgenomen Egyptische aanval, die voorkomen moest worden, logenstraft. Het zou een zelfstandige behandeling rechtvaardigen, de daden en bedoelingen zowel van de Franse als van de Britse regering naar hun eigen merites te beoordelen. De door de heer Lacoste georganiseerde mensenroof op 5 Algerijnse rebellenleiders, waarmee de nationale souvereiniteit van een andere staat geschonden werd. De martelingen, waaraan Algerijnse rebellen worden blootgesteld en die door Claude Bourdet in ‘France-Observateur’ in alle scherpte zijn gehekeld, aangezien zij zich noch van de methoden der SS, noch van die van de stalinistische staatspolitie onderscheiden. De grandiose comedie, die met het ‘Egyptische’ smokkelschip ‘Athos’ is opgevoerd, dat na een wel heel zonderlinge ‘smokkeltocht’ en nadat het de Franse militaire autoriteiten alle gelegenheid had geboden ‘autentieke fotos’ te vervaardigen, als bewijs van het dubbelhartige Egyptische spel werd opgebracht. De kennelijke pogingen door luchtaanvallen op Egyptische radiozenders lastige radio-uitzendingen te smoren - een idee waarop zelfs de stalinisten nog niet gekomen waren. En Engeland? Alle sabelgekletter en alle dreigementen ten spijt, alle pogingen, de doorvaart door het Suezkanaal te saboteren door het wegroepen van de loodsen ten spijt: het kanaal werd gebruikt en de scheepvaart ondervond tot aan de Frans-Britse agressie geen hinder. Van enigerlei bedreiging van de vrije vaart was - met uitzondering van de reeds sinds enige jaren durende belemmering van de Israelische scheepvaart - geen sprake. Er was geen enkele aanleiding, anders dan het gebruik maken van een voorwendsel, om de doorvaart door het kanaal te beschermen. Israël heeft dit voorwendsel geleverd. Ten bate van wie? Het zal de verdienste blijven van de Britse Labourparty dat zij, voor de tweede keer in zes jaren, door haar krachtig optreden de lieden, die | |
[pagina 696]
| |
met vuur spelen tot de orde geroepen heeft en daarmede het gevaar van een derde wereldoorlog heeft afgewend, de mensheid voor vernietiging heeft behoed. In december 1950, toen Attlee als minister-president naar de Verenigde Staten reisde om Truman duidelijk te maken dat Groot-Brittannië aan een aanval op Peking-China niet zou deelnemen. Thans, door een vastberaden verzet tegen de va banque politiek van Sir Anthony Eden, die, evenals de heer Guy Mollet op de methoden van het slechtste en meest verwerpelijke geweld had teruggegrepen. Dit verzet van Labour heeft de wereld voor een derde wereldoorlog behoed - het heeft het Hongaarse volk niet tegen het geweld van de stalinistische terreur kunnen beschermen. Want het zal, zo menen wij, in alle duidelijkheid moeten worden uitgesproken: de Brits-Franse agressie tegen Egypte moet als een van de belangrijkste oorzaken van het stalinistische geweld in Hongarije gebrandmerkt worden. Ook dan, als de critici van het stalinisme in hun felle verontwaardiging over de schanddaden in Boedapest, de schanddaden in Egypte en de samenhang tussen het een en het ander pogen te loochenen. De Frans-Britse agressie immers confronteerde de Sowjet-Unie met de mogelijkheid van het opkomen van die kettingreactie, waaruit de ramp van een derde wereldoorlog een feit zou kunnen worden. Zij logenstrafte de door Tito, Nehroe en anderen vertegenwoordigde stelling van de voortgeschreden ontspanning en zij veroorzaakte het schrikbeeld van een Hongaarse basis tegen Rusland aan de grens van de Oekraine. Tenzij men er van uitgaat dat de Russische regering uit de hemel mag weten welke irrationele motieven handelt moet er immers een oorzaak geweest zijn voor haar dolle optreden. Deze oorzaak moet gezocht worden in het ogenschijnlijk plotseling irreëel worden van de in de besprekingen met president Tito aanvaarde conceptie. Wat anders kan dat zijn dan de agressie in Egypte? In de verstreken week, waarin de NATO en de WEU hun onbruikbaarheid en hun gevaarlijkheid hebben bewezen, hebben de Verenigde Naties hun bruikbaarheid als instrument voor de handhaving van de vrede aangetoond. De niet mis te verstane bedreiging van Engeland en Frankrijk door Boelganin heeft duidelijker dan wat ook bewezen, hoezeer de Russische regering in paniek geraakt was en met alle eventualiteiten rekening hield. Wij hebben gebalanceerd op de scherpte van het mes van de derde wereldoorlog. Wij kunnen thans een zucht van verlichting slaken, omdat door het optreden van de Verenigde Naties, deze kelk aan de mensheid voorbij gegaan is. En hopen, dat de | |
[pagina 697]
| |
mensheid klaar wakker geworden is en het dodelijke gevaar van de koude oorlog, van de bewapening, van het militaire optreden heeft herkend en beseft, dat alles in het werk gesteld zal worden om de afgebroken draad weer aan te knopen en de ontspanning te bevorderen. Wij kunnen slechts hopen dat de rede en de nuchtere zakelijkheid het van de opgezwiepte emoties zullen winnen. Wij kunnen slechts bevorderen dat het vertrouwen in de door Pandit Nehroe en president Tito gevoerde politiek van ontspanning wordt versterkt. En wij moeten dezulken weerstaan, die de koude oorlog weer willen doen oplaaien en die het vertrouwen in een echte, reële vredespolitiek pogen te ondermijnen door de roep om divisies en wapens. Het zij mij als socialist vergund ook met betrekking tot het lot van Hongarije en het Hongaarse volk enkele gedachten uit te spreken omtrent een politiek, die desondanks gevoerd kan worden. Ik vraag, welke zin heeft het, het Hongaarse volk op te juinen tot een gedrag, dat onder de gegeven omstandigheden niet tot een grotere mate van vrijheid, maar alleen tot versteviging van de terreur kan leiden? Welke zin heeft het, aan het tal der doden nog velen toe te voegen? Om der wille van de romantiek van de ‘opoffering’ ten gunste van ‘de vrijheid’? Als de mogelijkheid reëel is dat in Hongarije desondanks een toestand ontstaat, waaruit een begin van vrijheid geboren kan worden? Als het er op aan komt, het miserabelste opportunisme te verdedigen, hanteren de professionele politici graag de formule, dat politiek de kunst van het mogelijke is. Als arbeiders op grond van de toestand van het huishoudbudget van hun gezin in beweging komen voor verbetering van hun loonpositie, prediken zij de nuchterheid en doen zij een beroep op de ‘realiteitszin’ en spelen velen van hen op een irriterende manier de emotieloze. Maar wie de redevoeringen met betrekking tot de gebeurtenissen in Hongarije heeft aangehoord kan zich aan de indruk van een hysterische geëxalteerdheid zonder enige controle van het redelijke verstand niet onttrekken. Welnu, wie het hoofd heeft weten koel te houden en wie niet bezeten is door de de Russophobie, wie vooral niet de gevangene is van het hersenspinsel, dat alleen de imaginaire ‘divisies’ van NATO en WEU het Russische imperialisme van een aanval op het Westen weerhouden, moet constateren dat de bereidheid, tot een aanzienlijke verbetering in de situatie van het Hongaarse volk te komen er nog steeds is. De onderhandelingen, die Janos Kadar met Imre Nagy voorstaat, het verblijf van deze laatste in de Joegoslavische legatie te Boedapest, de verklaringen van de Hongaarse intellectuelen (handhaving van de | |
[pagina 698]
| |
landbouwhervormingen en de nationalisaties) bewijzen dit en nog veel meer. Vooral ook dit: dat een belangrijk deel van de Hongaarse bevolking wel van de Russische bezetting en de stalinistische terreur bevrijd wil worden, maar dit niet wenst in te ruilen voor een herstel van die machten - en zij waren het, die tot 1945 het land beheersten - die een clericaal fascisme representeren. Er bestaat nog steeds de mogelijkheid, ruimte te maken voor een aanzienlijke verbetering van de toestand van het Hongaarse volk - en dat dunkt mij zal het uitgangspunt moeten zijn - door een beroep te doen op de interventie van Pandit Nehroe en president Tito. De vooruitgang in Polen bewijst, dat het waard is hiervoor op te treden. Ook al is dat dan een doorn in het vlees van degenen die - ver van de reële situatie - plotseling het ‘non-conformisme’, het ‘alles of niets’ hebben ontdekt en proclameren. De menselijkheid gebiedt de weg van de realiteit, van het ‘mogelijke’ te gaan en geen gevolg te geven aan de oproepen en aansporingen van lieden die.... metterdaad van Hongarije een haard van nutteloze strijd en onrust willen maken, een bron van voortdurend oorlogsgevaar. Een voorwendsel voor bewapening, militarisering, blokvorming. Waarbij men dan bovendien dat soort propagandisten - als de onvermijdelijke heer Goedhart van ‘Het Parool’ - nog moet toevoegen: als gij meent, dat de methode van de guerillastrijd, gesteund door ‘vrijwilligers’(?) gevolgd moet worden, wie belet U het voorbeeld te geven en te gaan? Wij bevinden ons daarbij in voortreffelijk gezelschap. In een tiendaagse conferentie immers hebben de Aziatische socialisten te Bombay geëist: Afschaffing van alle militaire verdragen, terugtrekking van alle vreemde troepen, beëindiging van het kolonialisme in al zijn vormen. Opname van Peking-China in de Verenigde Naties en erkenning van het Egyptische recht op nationalisatie van het Suezkanaal.
Amsterdam, 13 november 1956. | |
[pagina 699]
| |
Naschrift van de redactieOfschoon de plaatsing van een artikel niet betekent dat de Redactie 't in haar geheel met de inhoud eens is, maar het als een nuttige bijdrage tot de meningsvorming beschouwt, wenst zij in dit geval om het belang van het onderwerp hier uitdrukkelijk op te wijzen. Een onzer redacteuren wenst in het bijzonder aan te tekenen dat hij 't met inhoud en strekking van de beschouwingen over Israël op blz. 693 te beginnen bij de alinea ‘Alsof de maat enz.’ tot de alinea ‘Het zou een zelfstandige behandeling rechtvaardigen’ geheel oneens is. De Redactie stelt zich voor binnen niet te lange tijd de vraagstukken betreffende Israël van een tegengesteld gezichtspunt te doen belichten. |
|