J.A. van der Vlis
Nogmaals: de gewraakte slotregel
Men sta mij toe, dat ik terugkom op de bespreking, die Uw medewerkers Charles en Wertheim wijdden aan de vijfde druk van mijn boekje over de opstand van de Georgiërs op Texel. Voornamelijk omdat recensenten n.m.m. wat al te gemakkelijk tot hun conclusie komen: de algehele rehabilitatie van de Georgiërs, die op Texel gevochten hebben en in het bijzonder Wertheim's opvatting, dat de rehabilitatie van deze Georgiërs als maatstaf zou kunnen gelden voor het eerherstel van vele andere Russische onderdanen van verschillende volken, die in Duitse krijgsdienst getreden zijn. De volgende feiten geven mij aanleiding tot een wederwoord:
1. Een bewijs uit het ongerijmde is geen bewijs. Noch het verschijnen van een boekje in de Georgische taal, noch de uitgave van een bundel gedichten over de opstand, zomin als een hartelijke ontvangst bij de ‘GOKS’ of het aanwezig zijn van Russische officieren bij herdenkingen op Texel, behoeven het bewijs te vormen van de rehabilitatie van de ruim tweehonderd overlevenden. Ik ben in mijn werkje tot de conclusie gekomen, dat zeker een aantal gerehabiliteerd is - hoe groot dit aantal is, kan aan de hand van de thans beschikbare gegevens niet worden vastgesteld. Wertheim en Charles geloven dat het grootste gedeelte in eer zal zijn hersteld: ik geloof niet, ik constateer slechts.
2. Vast staat, dat de man, die op Texel als politiek commissaris optrad, Eugene Artemidze, de auctor intellectualis van het Georgische boekje is. Uit gesprekken, die ik met zeer veel Georgiërs voerde, is mij bekend, dat de verhouding tussen deze Artemidze en een deel der Georgiërs slecht was. Hoe slecht blijkt uit het niet te loochenen feit, dat slechts die officieren en minderen in het Georgische boekje worden genoemd, die de politieke commissaris welgevallig waren. Twee van de voornaamste Georgische officieren, die op Texel een belangrijke rol speelden, Madzijdze en Melikia worden in het geheel niet genoemd. Loladze Sjalwa, de militaire leider, die op Texel werd doodgeschoten, krijgt nauwelijks enige aandacht. Het gehele Georgische boekje is in de eerste plaats een verheerlijking van de knappe politieke commissaris Eugene Artemidze. Toch was Loladze Sjalwa de belangrijkste man gedurende de opstand en was Melikia ‘second in command’. Hij, Melikia, heeft tot het laatst op Texel aan de staf-