teitsoverdracht - nog in 1955 verre van gerust. In een Kort Bestek riep zij toen nòg uit: ‘Morgen komt Bartholomeusnacht. Morgen zal het misschien al te laat zijn voor het plan van Welter om de evacuatie van Nederlanders uit Indonesië voor te bereiden’. Want: ‘Vandaag viert Belsazar nog feest, met de ene overgebleven waardeloze parel’. Die parel heet West Nieuw-Guinea.
Al spoedig streefde de Nieuwe Stem naar verbreding. Allereerst door Indonesiërs zelf over hun problemen aan het woord te laten. Naar aanleiding van de overeenkomst van Linggadjati schreef de, wegens zijn verdiensten in het verzet - niet tegen maar van de Nederlanders! - tot lid van ons Noodparlement benoemde, Sunito: ‘En evenals tevoren zullen wij ons vertrouwen blijven stellen in de goede trouw van onze Nederlandse vrienden’. Hij kon niet weten, dat dit vertrouwen zou worden beantwoord, enkele jaren later, met opsluiting in een cel, en een uitzetting als ‘ongewenst vreemdeling’, wegens politieke activiteiten uit de tijd dat hij daar als Nederlands onderdaan niet alleen het recht maar zelfs de plicht toe had. ‘Het is bitter’, moest de Redactie in een K.B. schrijven, ‘dat Minister Donker de terugwerkende kracht zo ver heeft gedreven, dat er in de Kamer geen woord van waardering afkon voor deze verdiensten van Sunito uit de verzetstijd, die hem toch in zijn functie van Voorzitter der Parlementaire Enquêtecommissie beter bekend konden zijn dan wie ook’.
Wij hebben het, als Nederlanders, heus niet verdiend, dat nog steeds de beste Indonesische publicisten bereid zijn in ons land, in onze taal, hun denkbeelden uit te dragen. Het is een reden tot trots, vermengd met schaamte, dat deze nieuwe stem nog bij óns geregeld wil klinken.
De verbreding van ons gezichtsveld in de loop der jaren ging echter voort. Al spoedig werd het duidelijk, dat de gebeurtenissen in Indonesië niet op zichzelf stonden. Langzamerhand gelukte het ons, een venster op geheel Azië open te stoten.
In 1949, het jaar waarin de communisten hun gezag over geheel China vestigden, schreef onze beste China-kenner, wijlen Prof. Dr. J.J.L. Duyvendak, over het kernprobleem: ‘Landhonger in China’. Ik lees hierin: ‘Toch is er dit grote onderscheid met vroegere boerenopstanden, dat de leiders een welbewust programma hebben en geïnspireerd worden door het reusachtige experiment aan de andere zijde van de grens. Zij blijven daarbij Chinezen met een grote kennis der mentaliteit van het eigen volk’.
In de daarop volgende jaren kregen nog heel wat Aziatische landen een beurt. Arthur Lehning behandelde in 1950 Korea; Constandse