Dr. Walter Thys, De Kroniek van P.L. Tak. Brandpunt van Nederlandse cultuur in de jaren negentig van de vorige eeuw. Wereld-Bibliotheek, Amsterdam-Antwerpen, 1956.
Het komt niet te vroeg, dit boek over De Kroniek, nadat reeds zoveel over De Nieuwe Gids is geschreven; de jaren tachtig hebben een grote reputatie gekregen, de jaren negentig als tijdperk van vernieuwing op breder schaal zijn daarbij in de verdrukking gekomen. Pas de laatste decenniën komt er duidelijker besef van wat de beweging van tachtig meer inhield als belofte dan er in de literaire beweging uit is gekomen. Dat wat er meer in zat en in het literaire gekrakeel en door het tekort aan ruimere belangstelling en bredere menselijkheid verstikt is, heeft zich in de jaren negentig een uitweg gebaand en een eigen stem gekregen, die nergens zó'n oorspronkelijk geluid heeft gegeven als in De Kroniek van P.L. Tak, het weekblad waaraan bijna allen die naam hadden in de wereld van kunst, cultuur, letteren en wetenschap in het algemeen, hebben meegewerkt, maar dat toch weer niet mogelijk zou zijn geweest - tenminste niet in zijn unieke vorm - als daar niet de man was geweest, die in staat was en door een ieder daartoe de aangewezen man was gevonden, om zolang hij leefde, dit blad te redigeren. Het was zo vanzelfsprekend, dat dit blad zonder zijn redacteur onbestaanbaar was, dat er, toen hij was gestorven, ook nog maar maar één nummer is verschenen, nl. om hem, Pieter Lodewijk Tak, te herdenken.
Wij spreken wel over de beweging van tachtig, over de tachtigers, het begrip en woord negentigers is hier niet gangbaar geworden, in tegenstelling met Engeland, waar over de ‘Eighteen Nineties’ al meer dan veertig jaren geleden een boek is verschenen, dat ook hier zeer bekend is geworden. (Holbroak Jackson, The eighteen nineties, 1913). De negentigers hier hebben zich dus vooral in De Kroniek geuit en het blad is daarom zo belangwekkend geworden, omdat er ten eerste een samengaan heeft plaats gevonden van mensen van uiteenlopende en politieke geloven als voor en na niet het geval is geweest en ten tweede een niveau werd bereikt als een weekblad maar in zijn hoogste verwachtingen mogelijk acht.
Er ging een geestelijk fluidum rond dat aanstekelijk was, een gevoel aan iets nieuws bij te dragen. Het woord dat samenbond, heette gemeenschap en al spitste zich dit vooral toe op het verlangen naar een gemeenschapskunst en al lieten zich van meet af wel de divergenties gelden tussen de maatschappelijke verwachtingen van socialisten en de meer mystieke katholieken, men behoorde op een of andere wijze toch - een tijdlang - bij elkaar.
Het is over dit weekblad, over de man die de divergerenden aan zich, aan het blad en aan het gemeenschappelijk ideaal bond en over degenen die in vriendschap en geestverwantschap zich om man en blad verenigden, dat het boek van Dr. Thys, oorspronkelijk een Gentse dissertatie, handelt. Dat hiermee nog niet alle facetten van de Nederlandse ‘nineties’ tot hun recht zijn gekomen, mag de schrijver niet als een tekort worden aangerekend. Hijzelf noemt zijn boek in zekere zin te vroeg gekomen, omdat dit terrein nog weinig bewerkt is.
Het is nu eenmaal zo, dat een blad, dag-, week- of maandblad maar eenmaal verschijnt. Men kan ook niet verwachten, dat het, behalve door wie er zijn studiemateriaal uit haalt, her-