beroep, dat wel routine leert, maar geen tijd en rust laat om die gemiste scholing in te halen: de journalistiek.
Hoe een teer punt dit is, wordt men zich bewust bij het lezen van een van de twee bijdragen van de samensteller Bert Schierbeek over De crisis in de literaire critiek. Onze critiek, betoogt hij in het generale, heeft na de oorlog gejammerd over de crisis in de literaire productie. Toen de vernieuwing kwam: het experimentalisme, trad ‘de critiek’ op als een agent, die de orde moet bewaren. Nu na vijf jaar hebben de critici gecapituleerd, niet uit overtuiging, maar omdat ze tegen de stroom van de tijd niet konden oproeien en te lamlendig waren om zich als uitgerangeerd terug te trekken. Ze zijn zittenblijvers.
Daargelaten of het niet een wat jeugdig doldrieste eis van Schierbeek is, dat alle critici, die niet op staande voet in staat bleken de waarde van de Renaissance van '50 te onderkennen, in de steun moeten, kan men hem gelijk geven, dat er zeker critici zijn, die in een panische angst om achterop te raken en bij de oude garde te worden ingedeeld bereid zijn wel wat of zelfs veel te zien in iedere vernieuwing en pseudovernieuwing.
Maar - en hier komt het tere punt - Schierbeek verwijt de ‘Forumlijders’ dat ze er prat op gaan het a b c te kennen, dat ze een diepe minachting hebben voor de ‘creativiteit’, dat ze niet aan dichters geloven, die geen frans kennen en menen, dat kennis een criterium voor kunst kan zijn. Want ‘de burger gaat altijd prat op zijn kennis omdat hij meent daarmee de leemten in zijn gevoeligheid, intuïtie en persoonlijkheid te kunnen bedekken.’
Alle kennis, die dient om er prat op te gaan is geen kennis, maar pedanterie. Accoord. Maar wanneer er in onze huidige literaire wereld veel jonge mensen rondlopen, die door welke handicaps dan ook, minder geschoold zijn dan hun voorgangers, moeten zij dan uit die nood een deugd maken en de ‘creativiteit’ tot een soort praerogatief van de minder geschoolden, alsof scholing ‘gevoeligheid, intuïtie’, enz. uitsloot? En wat komt er om de hoek kijken, wanneer Schierbeek één van die verworpen betweters ter genezing van zijn dwaling aanraadt... een boek te lezen, één boek uit de zoveel millioen, die de aarde torst, dat hij nu eens wel en de ander niet gelezen heeft?
‘Burger’ is een dierbaar scheldwoord - en op zijn tijd kan het een eretitel zijn als meer scheldwoorden. Maar, zou ik willen vragen, wat zijn Schierbeek en zijn bentgenoten anders dan burgers? Door dat niet te willen zijn komen ze in een sociaal luchtledig te hangen. Vandaar de grote onzekerheid, die gecompenseerd moet worden door