situatie samenhangt, de filosofie van de vereenzaamde mens, ook aan het woord kwam, waarvoor ik kan wijzen op het artikel van Vestdijk over ‘Existentie en Eros’, een oorspronkelijke bijdrage tot en een aanvulling van de problematiek die in de existentialistische filosofie ter sprake komt en op de korte bijdrage van R.F. Beerling: ‘Irrationeel filosoferen’, de schrijver van het proefschrift ‘Over moderne doodsproblematiek’, dat aanleiding was geweest tot Vestdijks bijdrage.
Het levensbeschouwelijke element komt vooral in het tweede jaar te voorschijn, wanneer Beerling schrijft naar aanleiding van Sartre's ‘L'Existentialisme est un humanisme’, Pos over ‘Humanisme op idealistische grondslag’ in een uitvoerige bespreking van het boekje van Griss: ‘Idealistische filosofie, een humanistische levens- en wereldbeschouwing’ en Noordenbos over ‘Humanisme in het christelijk oordeel’.
Daaraan voorafgegaan was, nog in de eerste jaargang, een magistraal opstel verschenen van Hoetink: ‘Humanisme en Socialisme’, dat later afzonderlijk is uitgegeven, terwijl Brandt Corstius een toelichting had geschreven op het pas opgerichte Humanistische Verbond.
Het is niet mijn bedoeling de volgende jaargangen stuk voor stuk op deze wijze na te gaan. In het voorgaande zijn het streven en de interesses der redactie wel duidelijk aan het licht getreden. Ik zal op enkele naar mijn mening voor het tijdschrift typerende en de ruime culturele belangstelling illustrerende bijdragen in De Nieuwe Stem de aandacht vestigen, waarbij ik er mij van bewust ben dat er ook een andere keuze mogelijk is. De terreinen zijn bovendien niet scherp af te bakenen, zodat er onder de bijdragen die naar het politieke neigen of naar het biografische of literaire overhellen, ook zijn die, ruim genomen, tot de culturele sector behoren, maar toch slechts een enkele maal genoemd kunnen worden.
In de eerste jaargang begon Fred. L. Polak met een uitvoerige beschouwing over de culturele en sociale aspecten van een centraal welvaartsplan, die in de tweede jaargang werd voortgezet. Dezelfde schrijver publiceerde naderhand in het tijdschrift een studie over ‘Het niveau der Nederlandse natie’ en over de gevolgen die hij voorzag van de steeds snellere ontwikkeling der techniek en van haar invloed op de steeds smaller wordende marge van 's mensen vrije, creatieve geestelijke prestaties. De opjagende, rust-rovende en voor zo talrijke intellectuele werkers, die met hun tijd noch enigszins mee willen leven, enerverende druk en drang van het al maar hoger opgevoerde levenstempo brachten Romein er toe aan zijn benard gemoed lucht te geven