redactie haast reeds een program, maar meteen een program welks voornaamste punt zou bestaan in een vrije, onafhankelijke, aan geen partij of beweging gebonden, maar wel progressieve richting. ‘De Nieuwe Stem’ nam het ernstig met de woorden herstel en vernieuwing.
Voor Pos was het als filosoof, die met heel de inzet van zijn persoon filosofeerde, een vreugde zich in een niet-filosofisch tijdschrift voor een ruimer publiek te kunnen uitspreken over de belangrijkste aangelegenheden van het persoonlijk en maatschappelijk leven. Pos was een bewogen denker, wat zeggen wil, dat de dingen waarover hij dacht, hem raakten, maar tevens, dat hij ze als denker in hun waarde kon laten als hij ze niet kon beamen en waarderen. Juist zijn wijd begrip was daarvoor borg en het doet zijn vrienden dan ook pijnlijk aan, als in een der grote bladen een ambtgenoot van Pos van zo weinig begrip en piëteit heeft blijk gegeven, dat hij meende te moeten vaststellen, dat Pos' vroegere bezieldheid en élan geleidelijk plaats hadden gemaakt voor fanatisme en blindheid en voor het negativisme van een renegaat. Pos bezat inderdaad niet die kilte die filosofen van het vak zich dikwijls als een verdienste aanrekenen en wellicht heeft zijn verminderende lichamelijke weerstand de drang van binnen niet altijd kunnen betomen. Maar hij bleef juist wat hij innerlijk was, een zeer levende, zeer menselijke denker, wiens zuiverheid van denken echter boven elke verdenking stond.
Pos nam als denker steeds stelling en uit de bijdragen die wij van hem hebben geplaatst in negen jaargangen, blijkt dit duidelijk. Zijn eerste artikel in de eerste aflevering van de eerste jaargang is een toetsing van de (Duitse) ‘geschiedfilosofie op drift geraakt’ aan de eisen die hij aan de filosofie stelde, dat zij nl. de taak van leiderschap niet zou mogen verzaken. Hij verwijt haar niet alleen dat ze heeft verzuimd zich tegen de geweldsideologie te verzetten, maar ook dat zij de zieke geestelijke trekken van het Duitse volk nog de toverspiegel der idealisering heeft voorgehouden. Wij kunnen in dit korte stuk niet de verschillende bijdragen van Pos bespreken, zelfs niet noemen. De laatste (‘Herderlijke zielkunde’ en ‘Sartre in protestantse belichting’) zijn polemisch, maar in de diepgaande analyse tegelijk positief. Wie Pos werkelijk kende, wist hoe hij bleef doordenken over wat hij niet (meer) kon aanvaarden, hoezeer hij zich van zijn verantwoordelijkheid als voorlichter en als voordenker bewust was.
Toen Pos niet meer onze redactievergaderingen kon bijwonen, misten wij een lid van onze kring die weergaloos boeiende uiteenzettingen wist te geven, of ook met groot mimisch talent situaties, gebeurtenissen