B. Sluimers
De A.A.-conferentie te Bandung
Toen goed drie maanden geleden premier Sastroamidjojo van Indonesië de conferentie van Aziatische en Afrikaanse landen, die van 18 tot en met 24 April duurde, sloot, was een ieder die deze reeks van bijeenkomsten van dichtbij had gevolgd er diep van overtuigd, dat de betekenis dezer A.A.-conferentie veel verder ging, dan de simpele aanvaarding van een uitvoerige slot-resolutie, welke ten slotte niet zo héél veel nieuws inhield. De waarde van de conferentie lag in de geest van oprechte toenadering, welke de Aziatische en Afrikaanse staatslieden bij hunne onderlinge beraadslagingen bezielde.
President Sukarno had in zijn openingsrede uiteraard de nadruk gelegd op alles wat de vertegenwoordigers van de Aziatische en Afrikaanse volken verenigde: hun gemeenschappelijke vredeswil; hun verlangen naar grotere welvaart voor de honderden millioenen gekleurden, die een wel uiterst schamel deel ontvangen van het goede dezer aarde; hun afkeer van iedere vorm van rassendiscriminatie en hun volstrekte afwijzing van iedere vorm van kolonialisme. Ook Sukarno ontveinsde zich geen ogenblik, dat naast veel wat verenigde er ook veel was, dat onderlinge scheiding te weeg bracht: ideologische tegenstellingen, verschillen in godsdienst, verschillen in culturele achtergrond. De diepe kloof, die de Westerse wereld verdeelt in twee vijandige kampen heeft uitlopers gekregen in de wereld van Azië en van Afrika en dreigt ook hier meer en meer een scheiding in het leven te roepen tussen volken, die alleen dan hun nauw verworven nieuwe plaatsen in de samenleving der onafhankelijke staten zullen kunnen weten te handhaven, wanneer zij er in slagen de weg naar onderlinge samenwerking te vinden over alle barrières van ideologische, godsdienstige en historische tegenstellingen heen.
Dat was het doel, dat de initiatiefnemers, de regeringen van India, Pakistan, Indonesia, Burma en Ceylon zich hadden gesteld. Het antwoord op de vraag of de conferentie een succes dan wel een mislukking is geworden wordt bepaald door de mate waarin de conferentie er toe heeft bijgedragen de Afrikaanse en Aziatische staatslieden er van te overtuigen, dat zij niet langer genoegen kunnen en mogen nemen met de handhaving der situatie, waarin Azië en Afrika politiek en economisch weinig anders zijn dan aanhangsels van de Westerse grote mogendheden. De verovering van de nationale onafhankelijkheid heeft