| |
| |
| |
J.W. Schulte Nordholt
Brief uit Amerika
....Het geeft een onzekere voldoening een reiziger te zijn in het Zuiden van de Verenigde Staten, tenminste als men de ambitie heeft om iets van zijn ervaringen te vertellen. Wat een stroom van rondtrekkende observanten heeft zich naam gemaakt door over dit deel van de wereld op meer of minder orakelachtige toon te spreken. Maar ook: hoe hebben al deze argelozen en soms minder argelozen het moeten ontgelden toen de critiek loskwam van uiteraard minstens één van beide zijden, Noorden òf Zuiden. Sommige van hen, zoals Harriet Martineau en Fanny Kemble heeft men hier thans nog niet vergeven.
En dan: wat ziet men in dit Zuiden, met wie spreekt men er? Wij tegenwoordig zijn misschien minder argeloos dan b.v. Carl Schurz en Benjamin Truman die beide van een reis in 1866 in het Zuiden rapport uitbrachten aan president Johnson maar met precies tegenovergestelde conclusies. En ze hadden beiden met talloze Zuiderlingen gepraat en overal rondgekeken op de werkelijk niet overdreven bescheiden wijze van een Amerikaanse reporter.
Wij zijn minder argeloos. Zijn wij ook minder partijdig? Vrienden hier vertellen me dat ik nu eens een mooie kans heb om de geschiedenis van het Zuiden objectief te bestuderen, een Amerikaan kan dat nooit, zeggen ze, hij is wit of zwart, Noordeling of Zuiderling, altijd partij. Ik hoop dat het waar is, maar ik ervaar toch dat het ook voor een Europeaan niet makkelijk is onpartijdig te zijn. Hij komt van een wereld die deze rasproblematiek niet kent, en hij is licht geneigd om ze met een te theoretische ethiek te lijf te gaan. Goed, ik doe wat ik kan en zal in elk geval proberen niet op die Duitse reiziger uit de vorige eeuw te gelijken, die zijn verslag ‘Nordamerikas sittliche Zustände’ en dan nog wel ‘nach eigenen Anschauungen’ betitelde.
In elk geval doe ik wat de meeste reizigers deden, ik kijk en ik praat. En, wat zij lang niet allemaal klaarspelen, ik hoor opinies van beide zijden. De Universiteitsstad waar ik thans vertoef is van het gewone zeer verspreide type, een kleine chaotisch-bebouwde kom, met gebouwen die trachten op wolkenkrabbers te lijken, naast Gothische kerken en glimmende drugstores, en daar omheen een eindeloos uitgestrekt gebied van aardige woonwijken (het gemiddelde huis, meestal van hout, dat men op het land ziet is onpretentieus en daarom niet lelijk) waar doorheen de grote verkeersaders lopen, die onbeschrijfelijk hor- | |
| |
ribel zijn met hun schreeuwerige reclames en talloze benzinestations en aanverwante zaken. De Amerikanen zijn trots op hun mooie land, maar langs de wegen doen ze veel om het absoluut en voorgoed te verknoeien, wat ze toch maar zeer ten dele lukt, want het is nog altijd veel en veel te groot voor ze. Dat ziet men ook aan de verkwistende wijze waarop ze met hun bouwland omspringen, iets dat in het Westen nog veel erger schijnt te zijn. Maar ook hier heb ik akkers gezien die een zomer geleden misschien nog droegen en nu beginnend oerwoud zijn of waar de rotsgrond door de regen bloot is gespoeld. Men spreekt graag van Amerika als van het land van uitersten, maar alles werkt daar ook aan mee, tot het weer toe, dat drie weken geleden hier gloeiend heet was, tot 80o, terwijl er nu sneeuw is en een paar graden vorst 's nachts.
Over andere uitersten wilde ik iets vertellen. Elke week ga ik een paar maal van de blanke universiteit waar ik zit naar de neger-universiteit, meest te voet, het is niet zo ver en de segregatie in de bussen mag dan doodgewoon zijn, ik ervaar ze als bevooroordeelde Europeaan als buitengewoon hinderlijk. Het is iets beschamends, en laat ik er meteen bijzeggen dat ik verschillende blanken heb gesproken die er net zo over denken. Goed, ik trek op en neer tussen twee werelden. In beide tref ik hartelijke, voortreffelijke mensen aan, en op het eerste gezicht zou de kloof misschien niet zo diep lijken. Ze komen elkaar wel eens tegen op conferenties, ze organiseren een heleboel dingen samen. Maar in elk gesprek kom je weer uit op de segregatie en daar kun je een lange avond over praten, maar ik ben bang dat de brug moeilijker te slaan is, dan velen hier denken. Het probleem leeft sinds de beslissing van het ‘Supreme Court’ weer overal, in elke kring wordt er over gepraat, ik heb het nog niet anders meegemaakt, het gesprek draait er op een of andere manier weer op uit. Zoals ik al zei, er wordt wel eens wat georganiseerd samen en het voortreffelijkste wat ik op dat gebied kan noemen is het maandelijks door een groep van Zuidelijke krantenmensen met steun van de Ford Foundation uitgegeven blad ‘Southern School News’, dat gewijd is aan goede berichtgeving over de uitwerking van de uitspraak van het Hooggerechtshof. Er zijn nu twee nummers van verschenen, die werkelijk uitstekend zijn en uitvoerig vertellen wat er in elke staat gebeurt. Maar àls men dan leest wat er gebeurt, begint men te begrijpen dat het nog een lang weg is voordat er resultaat te zien zal zijn van wat de uitspraak bedoelde. In het diepe Zuiden allereerst natuurlijk, in Georgia, Mississippi, Louisiana, waar men alles zal doen om deze beslissing te ontwijken. In South
| |
| |
Carolina, waar net vandaag - ik schrijf dit op de avond van de verkiezingsdag - 2 Nov. '54 - en hoorde het zojuist over de radio - de candidaat van de extremisten, Thurmond, (cand. voor het presidentschap in 1948 als aanvoerder van de Dixiecrats) het senatorschap heeft gewonnen van de officiële candidaat van de Democratische partij Brown in een write-in campaign, iets wat nog nooit eerder gebeurd is en een teken aan de wand moet heten. In Virginia, waar de leden van het Hooggerechtshof in Sept. j.l. op bezoek kwamen ter gelegenheid van een herdenking van de grote juristen John Marshall en George Wythe. Alle officiële vertegenwoordigers van de staat, de gouverneurs aan het hoofd, lieten weten dat zij tot hun spijt verhinderd waren! In Delaware waar de één of andere oplichter (met een stuk of vijf veroordelingen achter de rug) een ‘National Association for the Advancement of White People’ heeft opgericht, in navolging van de terecht beroemde N.A.A. Colored P., en waar het publiek applaudisseerde bij het bericht van de dood van één der rechters van het Hof onlangs. Goed, dat was een kleine groep, mensen van de laagste klasse. En zijn gedrag vindt algemene afkeuring hier. Al moet ik er bijzeggen dat ik van een zeer prominent burger, Dr. Phil, en hoofd van een groot college te horen kreeg, dat het een schande was dat ze genoemd sujet hadden gearresteerd. Zeker, zeker, het was een scoundrel, all right, maar iedereen heeft het recht zo'n vereniging op te richten en dit was weer de echte Noordelijke bemoeienis met Zuidelijke zaken, die ze niet aangingen.
Dat is het overal, nog altijd. Er leeft in dit Zuiden een scherp bewustzijn, gericht tegen de Yankees. De Civil War, of zoals je hem hier alleen mag noemen, de War between the States, is een werkelijkheid, die waarschijnlijk groter is voor deze mensen dan voor ons de oorlog van tien jaar geleden. Wij vergeten ook wel schandelijk gauw, maar de andere kant, zoals hier (als ik al vergelijken mag) is toch wel heel dwaas. En bovendien niet ongevaarlijk. Ze weten er alles van, ze hebben borden staan bij alle linies met hele beschrijvingen, ze kunnen uitvoerige discussies houden, alsof het nog eens over te doen was, over de strategie van generaal Beauregard of Joseph Johnston of hoe ze heten mogen. Ik overdrijf werkelijk niet, ik heb het diverse malen aangehoord. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat ze nu ook allemaal ‘unreconstructed rebels’ zijn. Veel van dit lawaai, de rebel ‘yell’ en Dixieland en de Stars and Bars is spel, zij het onbewust, want de afstand die het goede spel vereist is er meestal niet. Hun houding tegenover de Supreme Court Decision is interessant in dit opzicht. Heb ik het goed aangehoord, dan zou ik het willen verdelen in drie meningen.
| |
| |
Daar zijn ten eerste de echte diehards. De beslissing van Mei j.l. is in hun ogen een schande, het ging allemaal juist zo gesmeerd in het Zuiden, de verhoudingen verbeterden zienderogen, en ziedaar, de schijnheilige Yankees bemoeien er zich weer mee. Of, gematigder uitgedrukt, de beslissing is praematuur, dit is een probleem van voorzichtig en wijs beleid en alleen wij Zuiderlingen die de neger werkelijk kennen, kunnen het oplossen. Kennen wij hem zo goed? Onlangs zat ik in een kring van historici, waar wij het scherpe boek van Wilbur Cash: The Mind of the South, bespraken. (Het is interessant op te merken, hoe enige van de beste boeken tegen het Zuiden gericht, door Zuiderlingen geschreven zijn, Helper's befaamde Impending Crisis is daarvan een andere voorbeeld. Het deed me aan Duitsland denken.) Cash veroordeelt in bittere woorden de martiale, sentimentele geest van het Zuiden, maar (evenals Helper trouwens) gebruikt hij de typische Zuidelijke cliché's als hij over de negers spreekt. Zij zijn bij hem ‘hedonistic and romantic’. Ik viel daarover en vroeg of zij dat werkelijk geloofden. Er ontspon zich daarop een aardige en eerlijke discussie, met als conclusie dat ze toch eigenlijk niet wisten wat er in de neger omging. ‘Weten we werkelijk’, zei één van hen, ‘wat hij denkt, als hij langs ons heen schuift naar zijn plaats achterin de bus?’ Ik vermeld dit geval ook om te wijzen op de openheid waarmee de beste Zuiderlingen over dit probleem kunnen praten.
De tweede mening, die men dikwijls hoort, is wat ingewikkelder en naar ik geloof, gevaarlijker. De Supreme Court-beslissing is heel goed, hoort men dan, als morele leiddraad, maar ze moet met voorzichtigheid worden uitgevoerd. Anders zal het er net mee gaan als met het 15e Amendment (dat de negers stemrecht gaf), het zal nooit worden uitgevoerd maar op alle mogelijke manieren omzeild worden. Nu, ik denk dat dat toch wel gebeuren zal. En met dat voorzichtig uitvoeren bedoelen de zegslieden van deze positie ook inderdaad niet veel anders dan omzeilen.
Ten derde is er, dat moet ik met nadruk zeggen, een groep, die men hoofdzakelijk onder de intellectuelen en onder de jongeren zal aantreffen, die ronduit achter de beslissing staan, die zich schaamt voor de houding van de meerderheid, die zich bewust is van de positie van Amerika in de wereld en de aandacht van het hele Westen voor deze zaak. Zij zijn weinigen misschien. Alweer, een voorbeeld wil ik geven, van wat er toch mogelijk is. De college-leider waarvan ik zojuist sprak, bezocht het militaire kamp, waar ook de militaire studenten van zijn school (in Amerika is alles een school van Kindergarten tot
| |
| |
University, en elke Universiteit heeft er welhaast een reserve-officieren-opleiding) gelegerd waren. En juist in de open plaatsen tussen deze Zuiderlingen had men een stuk of wat negers geplaatst. Woedend was hij, dat was het weer, met opzet de Zuiderlingen dwingen de desegregatie te aanvaarden. Maar toen hij met zijn studenten sprak, bleken zij er allemaal best over te spreken, en, over de eerste onwennigheid heen, waren zij nu werkelijk op goede voet met hun neger-collega's.
Tot zover over de éne wereld, de blanke. Er is de andere wereld der negers. Nu ja, andere wereld? De levensstandaard is gemiddeld lager en men ziet dat in de negerwijken, al vindt men ook daar fraaie lanen soms. Naast hutten van een werkelijk godsonterend uiterlijk met vuilnisbelten er tussendoor. Ik kan daarvoor twee verklaringen aanhoren: a) daar zie je hoe lui en vies de negers zijn, de mooiste behuizingen bederven ze nog, ze hebben nu éénmaal de ‘Western Standard of Civilization’ nog niet bereikt; en b) hier blijkt dat het separate but equal en de droom van de gelijke kansen voor iedereen onmogelijk zijn. Daar begint dan voor mij, die dit laatste antwoord eerder aanvaard, toch pas het probleem.. Weer hetzelfde probleem van een uitweg. Wat is het beste voor het negervolk: zich toeleggen op opbouw van de grond af, het nederigste werk voor lief nemen, zich schikken in, ik zou bijna zeggen het evolutionistische, revisionistische programma van Booker T. Washington? Of: de radicale, absolute eis om gelijkheid nu, afschaffing van alle Jim Crow-wetten, desegregation, kortom het programma van de Niagara-movement, van Du Bois, van de N.A.A.C.P.? En, nieuwe vraag daarbij meteen: geldt het dan op het terrein van de educatie, de behuizing, de rechtsspraak, of ook op economisch terrein? Ik kan niet meer doen dan die vragen hier stellen. Een antwoord is niet één, twee, drie te geven, en elk antwoord impliceert een opwerpen van hele reeksen nieuwe historische en sociologische vragen, die niet alleen het neger-probleem maar heel Amerika betreffen. Hoe frappant en onlosmakelijk zijn kijk op het verleden en visie op vandaag verbonden. Hoe opvallend is ieder boek over slavernij, burgeroorlog, reconstructie, enz. bepaald door en gevangen in deze vraagstellingen van nu, het geeft me kijkend en al lezend vaak een machteloos gevoel. Ook dat zijn twee werelden, die om ons heen en die van de geschriften.
Er is, om terug te komen op de scheiding tussen zwart en blank, niet zo'n opvallend verschil altijd tussen beide. Dat gaat zeker op als men de campus betreedt van een neger-universiteit, die er al net zo ruim en groots uitziet als de blanke. Ook hier een paar dierbare oude gebouwen die men in ere houdt om hun ouderdom, al zijn ze afzichtelijk en niet
| |
| |
ouder dan zeventig, tachtig jaar. En daar tussendoor moderne dormitories en andere ‘halls’. Paden tussen het droge gras onder oude bomen, waar vrolijke studenten met kort haar en bonte dassen rondgaan. Doch zodra men aan het praten komt, zodra men in een kring zit, weet men dat men ergens anders is. Ieder probleem wordt precies vanuit de tegenovergestelde hoek bekeken. Geen woord over wijs beleid en voorzichtigheid, tenminste zolang men met de jeugd te doen heeft. Ouderen weten van het compromis, van het gestadig veld winnen door omzichtigheid. Maar voor allen is de Supreme Court Decision iets groots, een dag om te herdenken. Er zijn natuurlijk uitersten, ik ben ze nog nooit tegengekomen, maar ik weet dat ze er zijn. Naar rechts mensen als George Schuyler, die zegt dat er geen probleem bestaat en dat de neger god zij dank naar Amerika is gebracht. Over hem halen ze de schouders op. Naar links, enkele communisten, die elke beslissing in deze maatschappij maar lapwerk vinden. Ik heb nog niemand gevonden die bij hen hoort, en ik geloof niet dat vrees hen weerhoudt het uit te spreken. Opvallend vond ik dat onder de negers de hysterische vrees voor het Rode Spook niet bestaat. Ze kunnen objectief praten over Rusland, maar bespreken het weinig, het is niet urgent en ze hebben het druk genoeg met hun eigen problemen. Onlangs zag ik een Russische film van 1952 in de filmzaal van hun Universiteit, een Romantische draak, die onder dit studentenpubliek grote hilariteit verwekte. Zij zijn nuchter genoeg, en niet geneigd zich te laten meeslepen door nationalistische leuzen, waar ook deze film vol mee zat. En waar dit Zuiden van Amerika, martiaal als het is, vol mee zit. Zij hebben die nationaal-sentimentele traditie niet meegekregen, zij waren de anderen, en misschien is het daarom dat ze zoveel critischer ingesteld zijn, zoveel minder ook de heilige huisjes ontzien in hun gesprekken. En hun eigen nationalisme? Dat was ook één van de
problemen waar ik mee naar Amerika ging: hun positie tussen Afrika en Amerika. Wat weegt het zwaarst? Nu, men mag in de poëzie en in de religie nog iets terugvinden van Afrika, Herskovits en zijn school mogen het overal terugvinden, deze negers zijn Amerikanen, voluit en met overtuiging. Critisch, op een afstand, maar ongetwijfeld onlosmakelijk deel van deze wereld.
De toekomst is niet te ontwijken, de beslissing van het Supreme Court was nog maar het begin. Ik als buitenstaander, trachtend goed te observeren wat ik zie en hoor, denk dat het nog een lange weg is, al is er grote vooruitgang. Mijn vrienden hier, vooral de negers, zijn optimistisch. ‘Als er maar goed leiderschap is in de gemeenschap,’ zegt
| |
| |
één van hen tegen me, ‘zoals in Delaware waar ze die oproerkraaier meteen in z'n nek pakten. Alles is daar nu rustig.’ Ja, als, maar hoeveel goede leiders zijn er hier? Dat is immers juist ook één van de problemen van Amerika, dat er wel enkele, maar te weinige goede mensen in de politiek zijn en dat een meerderheid zich er liever buiten houdt en dat terrein overlaat aan dwazen. De N.A.A.C.P. heeft als streefdatum voor voltooide integratie 1963 genoemd. Ik hoop dat het waar is, God geve het. Zoals de negerdichteres Margaret Walker het wenst ‘for my people’, zo moge het zijn, wij moeten die hoop hebben: ‘Let a new earth rise. Let another world be born. Let a bloody peace be written in the sky’.
|
|