het eenstemmig getuigenis van alle bladen niets heeft ontbroken. Mij heeft het niet verrast, maar het is goed, dat nog eens, en nu afdoende, het bakerpraatje weerlegd is dat de Indonesiërs voor zelfbestuur niet rijp zouden zijn.
Van nog groter belang lijkt ons het derde punt. Deze conferentie toonde de vaste wil de taaie resten van het koloniale oerwoud uit te roeien. Zij was vastberaden en al mogen er heftige woorden gevallen zijn, er viel geen woord van verbittering. Men zal dit symptoom van de wezenlijke wijsheid van het leven en laten leven niet onderschatten als men bedenkt, dat hier volken vertegenwoordigd waren van Afrika's westkust tot Oost-Azië's oostkust; volken van de meest verschillende rassen, van de meest onderscheiden geloven, van de meest uiteenlopende culturen, levend onder bijna alle denkbare politieke stelsels, van communisme, via democratie tot ouderwetse despotieën. Geïndustrialiseerde volken en nog puur agrarische. Grote volken - de beide grootste zelfs - tot de kleinste; ‘oosters’ gericht of ‘westers’ of ‘neutraal’.
Bezield echter allen door hetzelfde élan van de wil die men, historisch bezien, misschien nog het best met die van het proletariaat in West-Europa vijftig jaar geleden kan vergelijken, volken die zelf de middelen willen tot hun eigen verheffing. De middelen niet alleen om niet te sterven, maar om te leven, zoals Soekarno het gezegd heeft. Zelfvertrouwen, geen bedelarij, zoals indertijd de Indonesische vrijheidsstrijder Tilak het zei.
Van deze terughoudende gematigdheid die wel verre van doelgerichtheid uit te sluiten er veeleer de voorwaarde toe schijnt en die de hele conferentie beheerste, was Tsju En-lai wel in het bijzonder de belichaming. Alweer, mij heeft dit niet verrast. Ik heb al in 1952 in een voordracht te Djakarta op het opvallend gematigde karakter van de buitenlandse politiek der Chinese volksrepubliek gewezen (‘In de ban van Prambanan’, blz. 148). En zag - en zie nog - in dat inzicht volstrekt geen bijzondere scherpzinnigheid. Maar, alweer, het is goed, dat de hele wereld het nu heeft ervaren. O.a. door het Chinese aanbod de spanning om Taiwan in besprekingen te verminderen heeft de conferentie, evenals trouwens door zijn eenstemmige ondersteuning van Indonesië's eisen inzake West-Irian en van die der Noord-Afrikaanse volken tegenover Frankrijk, naast zijn historische ook actuele betekenis gekregen.
Zo zegt men naar onze vaste overtuiging niet te veel, wanneer men vaststelt, dat deze eerste conferentie van gekleurde volken volledig geslaagd is. Er sprak hoop en vertrouwen uit, ondanks of misschien