De Nieuwe Stem. Jaargang 10
(1955)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 265]
| |
Hans Redeker
| |
[pagina 266]
| |
moederlijke koestering zich op afstand bevond en geen andere vrouw aanwezig was, om deze taak op zich te nemen, was zijn practische hulpbehoevendheid een dagelijkse marteling. Anders stond het met zijn leraarschap; hij had als jong en pas benoemd docent het eerste onderricht in Latijn en Grieks aan de laagste klassen te geven. Want deze zonderlinge, in de liefdeloze blik der burgerlijke omgeving haast caricaturale, mensenschuwe en verstrooide figuur moet op geheel eigen wijze een uitstekend docent zijn geweest. Zo, ten minste, daagt zijn beeld uit de herinneringen van nog levende oud-leerlingen. Van de normale leraar en onderwijzer had Dèr Mouw weinig. In feite was de gewone onderwijsroutine volgens het bestaande systeem en zijn voorschriften en vereisten hem een gruwel, welke hij op theoretische gronden verwierp (al zou deze theorie zich eerst in het verloop der jaren en in connectie met de opvattingen van Hoogvliet scherpen) en emotioneel als een durende kwelling ondervond. Maar met zijn levendige, bezielde en inspirerende wijze van lesgeven, tot leven roepend taal en literatuur en culturele achtergrond, slaagde hij er ten minste in, een ongeacht brede schare uit deze in hoofdzaak ongeïnteresseerde en de oude talen als zure noodzaak beschouwende leerlingen-mengeling te openen voor al het mooie en essentiële, dat hij zelf zo overvloedig in de Latijnse, meer nog in de Griekse literatuur aanwezig wist. In de dorre woestijn van lusteloos leraarschap was hij vanaf zijn enthousiast begin ongetwijfeld een van de lavende oase's, waar daarvoor ontvankelijke leerlingen buiten de dorre feitenstof van woordrijtjes, van grammatica en syntaxis geboeid geraakt werden door iets, dat meer wezenlijk met hun mens-zijn en ontwikkeling te maken had. Met de orde had hij geen enkele last. Straffen kwamen bij hem zo goed als niet voor. Zijn humor en vlijmend sarcasme en zijn dominerende, eerlijke en onvormelijke persoonlijkheid waren voldoende wapenen tegen onrust en baldadigheid. Dèr Mouw heerste simpel op grond van zijn geestelijke en menselijke superioriteit. Zijn excentriciteit werd aanvaard en zonder ook in het minst te dingen naar goedkope populariteit en gunst werd hij snel een vriend voor deze jongens - mannen wel in de hogere klassen - die in hem een open, begrijpende en ondogmatische geest voor hun moeilijkheden en problemen en het tegendeel van een frik ontdekten. Als mens boeiend en indringend, bezat hij een grote invloed die met de jaren groeide en waarvan - als een van de oorsprongen van het tragisch einde der Doetinchemse tijd - nog nader sprake zal zijn. De ergste straf was het voor de meesten, door hem genegeerd te worden, verplaatst naar het | |
[pagina 267]
| |
achterste deel van de klas en niet te bestaan, uitgesloten van zijn aandacht en belangstelling, gebrandmerkt tot een volstrekt te verwaarlozen substantie in het geheel van de klas. Beter dan dit nog was het, een ongenadige, vlijmscherpe afstraffing te ondergaan. Het tekent de sterke persoonlijke verhouding, waarin Dèr Mouw tot deze jongens stond en de invloed die hij - vrije denker met alle kracht van zijn genialiteit - op hen kon uitoefenen. Maar dit alles had - bezien vanuit het geldende systeem - ook schaduwkanten. Zoals de lessen begonnen, daar in de lokalen van het breed langs de straat gelegen (en nog in vrijwel ongewijzigde staat aanwezige) gymnasiumgebouw, kon men hem aantreffen in de hoek van de klas, bij de grote, ronde potkachel, speels zwaaiend met het aanwijsstokje en in druk gesprek met de om hem heen groeperende gymnasiasten. Boeiende dialogen waren het dan over de meest uiteenlopende onderwerpen, brillante beschouwingen die hij al improviserend en voortspinnend ontwierp over al datgene wat door de jongens te berde werd gebracht of wat hem zelf innerlijk bezig hield. Hier schitterde hij, en het gaf hem een warme bevrediging, hier speelde zijn geest zijn intellectueel spel. Maar te graag bezweek hij daarbij ook voor de verleiding van deze gymnasiasten, die met een sluikse blik op de klok hem in welbegrepen eigenbelang aan de praat hielden, tot een groot deel van het lesuur voorbij was. Bovendien was zijn wijze van lesgeven wel zeer profijtelijk voor de talentvollen en geïnteresseerden, maar minder voordelig voor de moeizame zwoegers die zich via grammatica en syntaxis en de pijnlijke arbeid van vertalingen en thema's tot de vereiste kundigheid en kennis moesten opwerken. Voor Dèr Mouw was deze puur mechanische en uiterlijke kennis waardeloos en iets, waartegen zijn gehele wezen in opstand kwam. Voor de leerlingen, die nu eenmaal het examen in dit systeem moesten behalen, was zij evenwel een droeve noodzaak. Tot zover enige meer algemene en uiterlijke aspecten, die wel reeds vanaf het eerste begin van zijn leraarschap aanwezig zijn geweest. Met de jaren trad evenwel een verscherping van de situatie in, ontwikkelde zich ook Dèr Mouw zelf meer in welbewust radicale en consequente wijze tot de volle kracht van z'n wezen, en werd zo de grond voor de situatie gelegd, waaruit uiteindelijk het dramatisch conflict van 1903 zou voortkomen. Aan het plaatselijke gezelligheidsleven heeft Dèr Mouw van het begin tot aan het einde nauwelijks deel genomen. Met de zelfde verlegenheid en angst, waar het openbaar optreden betreft buiten zijn | |
[pagina 268]
| |
eigen geestelijk terrein, met de zelfde sterk-affectieve afkeer van het botte en goedkope en onechte van feestjes, vergaderingen en andere bijeenkomsten, die hem al als gymnasiast en student kenmerkten, hield hij zich ook in Doetinchem zo ver mogelijk van al die gelegenheden, die in zijn ogen tijdverknoeing waren. Hij leefde er teruggetrokken en afzijdig - en volgens onverbiddelijk fatum juist daarom opvallend en ergernis verwekkend - met zijn studie, zijn natuur en de weinige naaste vrienden. Hij stoorde zich niet aan de etiquette van die dagen, haatte tot op het maniakale alle vormelijkheid en werd op lerarenvergaderingen, plaatselijke festiviteiten of avonden nauwelijks gezien, om indien aanwezig, zo snel mogelijk weer weg te vluchten. Gecompliceerder dan deze algehele distantie tussen Dèr Mouw en de burgerij in het algemeen lag uiteraard zijn verhouding tot de schoolgemeenschap, tot collega's en discipelen. Met zijn leerlingen had Dèr Mouw, ten minste met dat gedeelte dat hem om qualiteiten interesseerde, juist intens contact, vooral toen hij na enige jaren de promotie maakte, ook aan de hoogste klassen les te mogen geven. Dèr Mouw trok hen aan als een ongemeen frisse, progressieve geest, hij boeide hen om zijn persoonlijkheid, hij stelde bijzonder belang in hun problemen en activiteiten. Hij was een gevierde leraar, en werd - vooral toen hij later zijn eigen huis betrokken had - vaak door hen opgezocht. Hier toonde hij - in kleine kring - zijn hartelijkheid en kinderlijke eenvoud, door de getuigen algemeen genoemd. Hier kreeg hij ook zijn kijk op de troebele détails van het leven op deze school, waartussen hij een uitzondering was, en een vertrouwensman en vraagbaak werd. Maar de connectie tussen Dèr Mouw en zijn leerlingen, een aantal leerlingen ten minste, ging verder. Allereerst oefende Dèr Mouw met de jaren meer geestelijke en wereldbeschouwelijke invloed uit - een invloed welke verband hield met zijn eigen, nog nader te bespreken innerlijke ontwikkeling. Aan deze school, welke zo geheel van de Ruimzicht-affaire afhankelijk was en dus een positief-Christelijke geest moest ademen, was Dèr Mouw, na al gauw bleek, een libertijnse rebel. Waartoe hij zijn vertrouwde discipelen opwekte, was een critisch, vrij denkend leven, een streven naar waarachtigheid en echtheid - en zijn invloed in deze richting was op deze nog ongevormde jongeren bijzonder groot. Daarbij sprak uit hem een sterk ontwikkeld maatschappelijk protest, een verachting van geld en haken naar geld, een verachting van de valse aanspraken der deftige of welgestelde burgerij. En wat nog erger was in de ogen van velen: hij had zich in die jaren tot een bittere vijand van het Christendom, ten minste zoals die | |
[pagina 269]
| |
zich ontwikkeld had, opgewerkt. Bovendien bezat zijn philosophische instelling, buiten haar kracht als appèl tot een zelfstandig denken en zuiver leven, ook alle kanten van een radicaal scepticisme verbonden met een pessimistische levensopvatting - een verbond, dat aan zijn leer toch wel ietwat een cynische smaak gaf. Dèr Mouw heeft nooit enige aarzeling laten zien in het overdragen op deze jongeren van wat voor hem de waarheid was, hoe riskant deze waarheid ook mocht zijn. En des te pregnanter zijn virtuoos weergegeven theorieën waren, des te gretiger voedingsbodem vonden zij onder zijn gehoor. Met groeiende verontrusting en tegenzin zagen de invloedrijke kringen in stad, school en Ruimzicht deze geheel aparte figuur zich ontwikkelen tot een revolutionnaire geest, een ‘gevaar voor de jeugd’, een onchristelijke kinderenverleider. En dit, terwijl met juist zag, hoezeer zijn huis door menige gymnasiast gefrequenteerd werd. Dèr Mouw kwam - zoals men het wel heeft uitgedrukt - op de index van Ruimzicht te staan. Ruimzicht evenwel had een flinke vinger in de pap van dit openbaar gymnasium. Toen op een tijdstip, waarop Dèr Mouw reeds lang van zijn belangrijke qualiteiten als docent had blijk gegeven, het ambt van con-rector vrij kwam, werd hij voor een zeer incapabel maar lijdzaam man gepasseerd; iets, wat zeer grote wrok bij hem wekte. Bezien vanuit de afstand, door een verloop van vijftig, zestig jaar geschapen, is het déze rol van Dèr Mouw in Doetinchem geweest, welke het sterkste tot zijn breuk met de heersende groeperingen heeft geleid. Het stempel, dat hij op zijn volgelingen drukte, was groot en bij de levenden nog heden ten dage aanwezig. Zij danken Dèr Mouw hun zelfstandigheid van denken, hun verlossing uit oude banden en vooroordelen. Dèr Mouw gaf hun juist geen systeem, geen nieuwe verstarring ervoor in de plaats, en toch was ook zijn invloed niet van sterk persoonlijke inzichten gespeend. Nu nog ontmoet men in zijn weerklank de grote, indringende persoonlijkheid die hij - voor vele levens op beslissende wijze - is geweest. |
|