Ex libris
Erich Neumann, Dieptepsychologie en de ontwikkeling der religie. Arnhem, Van Loghum Staterus, 1954. (Beweging om het middelpunt; bijdragen tot een dieptepsychologie der cultuur, I.)
De Israëlische psycholoog Erich Neumann doet in dit boek een poging door te dringen tot de grondslagen van de religie. Hij doet dit voornamelijk in het derde hoofdstuk, dat handelt over de mystieke mens. De voorafgaande hoofdstukken bereiden de lezer op dit laatste voor. De schrijver begint met een onderzoek naar de psychologische betekenis van de ritus, die reeds merkbaar is in het instinctieve leven der dieren, waar zich merkwaardige vormen van onbewust ritueel vertonen. Daar het ritueel veel meer een centrale plaats in de godsdienst inneemt dan gewoonlijk wordt aangenomen, kan een verdiept inzicht in dit verschijnsel niet anders dan verhelderend werken.
In het tweede, langste en zwaarste hoofdstuk, voor mijn gevoel vaak duister, ofschoon er ook voortreffelijke en treffende gedachten in worden ontwikkeld, worden de verhoudingen van de enkeling en de mythische wereld die aan hem voorafgaat en aan welker omklemming hij tracht te ontkomen, behandeld. Deze behandeling heeft zowel betrekking op de historische ontwikkeling van het menselijk bewustzijn als op wie men noemt de moderne westerse mens.
Het laatste hoofdstuk gaat over de mystiek en de mystieke mens. Het is niet het theologisch gezichtspunt dat Neumann interesseert, maar het anthropologische aspect. Dit wil zeggen, dat hij het proces nagaat van onze projecties naar buiten, in welk proces wij zowel de dingen buiten ons met ‘macht’ (‘mana’) laden als ook de hogere inhouden scheppen, ‘de hiërarchieën van hemel en hel en al hun bewoners, goden en geesten, engelen en duivels, verlosser- en verleider-figuren... evenals de religieuze mythen’... Nu verandert de verhouding tussen de mens en zijn wereld voortdurend, niet alleen, omdat het beeld van de wereld verandert, maar ook, omdat hij zelf verandert. In de mens is een voortdurend scheppend proces werkzaam, dat door Neumann de werkzaamheid van het scheppende Niets of het onbekend scheppende wordt genoemd.
Het proces dat zich in de mens voltrekt is aan de ene kant een bewustwording van het menselijke Ik. Dit is een mannelijke daad van zich meester maken van de onbewuste inhouden, van hun verwerking en ontleding Dit op zich zelf is al een zware taak. Maar moeilijker nog is de weg terug van het gevormde Ik tot het scheppende onbewuste, omdat anders afsluiting, verkommering, steriliteit ontstaat. Dit weer ontmoeten van de ‘verborgen mens’ noemt Neumann mystiek. Uit zich zelf heeft de mens zijn projecties gevormd en zelfs het zich voorstellen van een schepping uit het Niets gaat terug op de persoonlijke ervaring van een eigen scheppend niets.
Nu heeft de werkelijk mystieke ervaring steeds geleid tot een ontbinding van de traditionele vormen van godsdienst en eredienst. Het ervaren van dogmatisch vastgelegde inhouden is geen ware, maar een lagere, gecamoufleerde mystiek. Voor Neumann bestaat er slechts veranderings-mystiek.
Het kan niet dan verhelderend