Natuurlijk is de eeuwige drang der mensen, wat groot is omlaag te halen, mede schuldig aan deze verguizing. De kennis van Toynbee is enorm, ongeëvenaard; zijn beheersing van al wat de mensheid ooit deed of voortbracht, zijn spel met samenhangen grenst aan het wonderbaarlijke. Hoewel het de opmerkzame lezer treft, dat bijna altijd bepaalde periodes uit het panorama der mensenhistorie herhaald worden: uit de Chinese (Toynbee prefereert het woord: Sinic) geschiedenis, bepaalde elementen uit de Europese (middeleeuws Italië, de Habsburgers). Er zijn, blijven we een ogenblik in deel 9, magistrale opmerkingen, motieven, zó tussen de draden van het betoog geworpen om het ontbrekend patroon te vervangen. Blz. 495: de verklaring van Frankrijk's nederlaag in 1940; de vergelijking tussen de Turkse en de Chinese boerenlegers (blz. 512 en vlgg.); opeens werkt het beeld van de Amerikaanse successieoorlog (blz. 517) alsof er een gordijn wordt opengeschoven.
Dit is Toynbee op zijn best, dit is de kristalklare docent, de briljante geest, de haast profetisch in de toekomst schouwende geleerde, aan wie de wereld, nu vooral, behoefte heeft. Stralende aperçus worden aaneengesnoerd door eindeloze zinnen, periodes, waar de lezer zich in snelle vaart meegetrokken waant, doch hij weet niet waarheen. (Daar stemt vooral het zevende deel mistroostig.) Er is - het heeft aanstoot verwekt - het honend beeld van de meeuwen, die op een winterdag aan een vijver in een Londens park gezapige eenden het voedsel wegrissen: de eenden zijn de historici, de meeuwen de staathuishoudkundigen, modern en ad rem. Daar zijn de eindeloze herinneringen aan ooms en verdere familieleden, die op de een of andere manier iets nieuws plantten in de weetgrage hersens van de kleine Arnold en ziet: daar is hij dankbaar voor, ook trouwens aan Plato en Gibbon en Heyerdahl, de man van de Kontiki....
Waar is de grens, die niet overschreden mag worden? Wij hebben persoonlijk voor Toynbee een aan verering grenzende eerbied gehad, ondanks de scherpe oordeelvellingen, over hem uitgesproken, ondanks menselijke zwakten, waartegen niemand is gevrijwaard. Deze vier zware boekdelen, deze duizenden dichtbedrukte bladzijden, zijn een teleurstelling. Twijfelend, geschokt, onthutst bijna, vraagt men zich af: waarom? Omdat het werk als geheel op een prachtige, brede laan lijkt, die tussen golvende akkers onder een sublieme zomerlucht vèr leidde en uitliep op een vaag droomland, waardoor men als op watten schreed, onwezenlijk, zonder grondslag, en het ideaal zonk geluidloos weg? Of omdat Toynbee hier (waarom juist hier? zijn korte artikelen,