De Nieuwe Stem. Jaargang 10
(1955)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
F. Grewel
| |
[pagina 75]
| |
damse bevolking) op de rand van de nooddruft geleefd, in het eerste bezettingsjaar was deze grens dus terstond ver overschreden. De bitterste nood heerste bij velen in de winter van 1940 op '41 en de dreiging van gedwongen deportatie in de ‘arbeidsinzet’ naar Duitsland, had al spoedig tot proteststakingen van de arbeiders in Amsterdam-Noord aanleiding gegeven; stakingen die de Duitsers kennelijk ongelegen kwamen. De vakverenigingen, gelijkgeschakeld en door huurlingen der Duitsers beheerd, deden niets voor de arbeiders. Na de stakingen kwam de toezegging dat de gedwongen uitzendingen niet plaats zouden hebben. En ook al neemt schrijver, met de Duitse rapporten uit die tijd, niet aan dat de stakingen dit afgedwongen hadden, het was de Duitse autoriteiten blijkbaar lastig; en ondanks de tegenspraak: als Seyss-Inquart al niet geïntimideerd was, hij stelde prijs op rust (pag. 38, 39). Wat dit betreft kan men zeggen dat de stakingen wel degelijk resultaat hadden gehad; om der wille van de rust gingen de uitzendingen niet door. Dit resultaat gaf de arbeiders zelfvertrouwen wat het nut en de bruikbaarheid van stakingen, tot het onderstrepen van eisen, betreft. Geestelijke dwang had al tot de hoogleraren- en studentenprotesten in Delft en Leiden gevoerd; deze acties tegen de uitbanning van Joden uit het universitaire bestel waren als tekenen van groot belang, temeer daar de stemming der bevolking ‘slecht’, dat wil zeggen, na enige aarzeling uitgesproken anti-Duits was. De illegale pers begon zich te roeren en corrigeerde de tendentieuze voorlichting in de kranten door tegenberichten, terwijl zij de oppositie-stemming poogde te bedden. Men geloofde niets meer van de vijand; men vleide zich met de méést ijdele hoop op een spoedige nederlaag der Duitsers, ook toen nog niets daarop wees. Wishful thinking was nodig tot zelfbehoud van de Nederlanders, maar dit onrealistische denken bewees, dat de Duitsers geen vat op hen hadden en dat de grote massa geduldig ging afwachten tot het einde zou komen. Kleine illegale groepen waren actief geworden. De Duitsers zelf waren verbaasd over de snelheid waarmede in Nederland - sinds langer dan een eeuw gespeend van enige oorlogservaring - het verzet georganiseerd was (51). Daarnaast kwam de ontstemming over het wangedrag der, ook door de Duitsers als landverraders tegenover de Nederlanders beschouwde N.S.B.'ers en lieden uit soortgelijke groeperingen; over het tartend en uitdagend optreden en de agressies der nationaal-socialistische W.A.-groepen, ook door de Duitse autoriteiten als bandeloos gespuis beschouwd (Rauter b.v.). Overigens werden deze in Amster- | |
[pagina 76]
| |
dam vaak bijgestaan door Duitse militairen in hun aanvallen op Joden en niet-Joden. Het is niet voldoende bekend hoe sterk de assimilatie van de Amsterdamse Joden met de rest van de bevolking der hoofdstad was. Het grote Joodse proletariaat werkte in allerlei bedrijven met en tussen de niet-Joden. In vakverenigingen en politieke partijen waren Joden- en niet-Joden leden; samen zaten ze in besturen. Vriendschappen en samenwoning in dezelfde huizen en huizenblokken, verenigingswoningen en stadsbuurten hadden de banden tussen beide groepen sterk gemaakt en de verschillen verminderd. De Joden gebruikten in toenemend aantal Amsterdamismen en hun accent verschoof naar het ‘Amsterdams’; de niet-Joden namen Joodse uitdrukkingen over. En in het bijzonder ontstonden er familiebanden; in 1939 huwde reeds ongeveer 30% der Joden met niet-Joden; dit wil zeggen dat er in de laatste jaren voor de oorlog haast evenveel gemengde huwelijken als Joods-Joodse huwelijken door Joden gesloten werden. Zo waren er dus vele intieme relaties van Joden en niet-Joden in Amsterdam. Al beschouwden vele Joden zich nog als een geïsoleerde volksgroep (en dit zelfs meer na 1933), in feite was dit niet zo; de Joden gingen steeds meer in het geheel der bevolking op, waren er in geïntegreerd. Het feit van het bestaan van een groot Joods proletariaat, ten dele zelfs van een uiterst arm lompenproletariaat, was geen Amsterdamse arbeider onbekend; het begrip van Joodse uitbuiter, als algemeen type van de Jood, streed met zijn eigen ervaring. De Nederlandse nationaal-socialisten van verschillende pluimage waren een gehate en geminachte kleine minderheid; de bevoorrechting van N.S.B.'ers tegenover de beknotting van vrijheid van de Joden was een ergernis te meer. Bij de als mogelijkheid (ook door de N.S.B.'ers) geopperde inschakeling van N.S.B.-landsbestuurders kwam de bedreiging van de ‘eigen’ Joden, met wie velen die niet zo filosemitisch waren, zich meer verknocht voelden dan ze meenden. Verbondenheid, ondanks verschillen, vriendschap, familiebetrekking met daaruit ontstane banden, deernis en verontwaardiging, humanitaire traditie en politiek inzicht, het deed bij het overgrote deel van de Amsterdammers, vooral van het Amsterdamse proletariaat, een stemming vóór de Joden ontstaan. In deze situatie poogden de Duitsers en N.S.B.'ers door bruut optreden en machtsvertoon de Nederlanders (in Den Haag wierp men zelfs barricaden op tegen het nazi-janhagel) en vooral de Joden te intimideren. De W.A. trad in toenemende mate tartend en handtastelijk op, provoceerde relletjes bij Joodse zaken en in de overwegend | |
[pagina 77]
| |
door Joden bewoonde Amsterdamse wijken. De Joden stelden zich te weer, vormden knokploegen; de Joodse arbeiders bleken noch laf, noch zwak, zoals men ze ten onrechte zo vaak voorstelt. Ze realiseerden zich terstond dat het om hun leven ging. Georganiseerd stelden zij zich te weer; er is, gelijk ook mij bekend was, sprake geweest van een georganiseerd gewapend verzet. Mede door de bedreigingen van de door de Duitsers aangewezen Joodse leiding (bedreiging met denunciatie zelfs) is de georganiseerde Joodse weerstand echter geremd; ook in dit opzicht faalde een onnozele Joodse leiding (Joodse Raad), die ondanks alle deskundige kritiek, poogde politiek te schipperen (80; 94; zie ook 101). De Joodse arbeiders werden bij hun aanvankelijk actief verzet echter niet in de steek gelaten. Hun niet-Joodse vrienden en familieleden schoten hen te hulp. Aanvallen van de W.A. in de Jodenbuurt werden door gemengde knokploegen opgevangen en welbewust afgeslagen; men wist waar het om ging. Het is mij bekend dat een W.A.-man, die dodelijk gewond werd bij zulk een vechtpartij, door een of meer niet-Joden neergeslagen is; de niet-Joodse mannen speelden bij deze vechtpartijen tegen de gehate W.A. een zeer actieve rol. De intimidatie door de W.A. mislukte zo grondig dat de Duitsers dat optreden verboden. Maar het is evenzeer kenmerkend voor de Duitse mentaliteit tijdens de bezetting (en het mag bij de beoordeling van figuren als Rauter niet vergeten worden; 89, 101), dat zij de gebeurtenissen uitbuitten en het voorstelden alsof de Joden de W.A. aangevallen en mishandeld hadden - en hoe! Als vergeldingsmaatregel lieten de Duitse bezetters honderden Joodse mannen op beestachtige wijze arresteren. Verhalen over de walgelijke terreur, over de mishandelingen, foto's zelfs, circuleerden. De verontwaardiging van de Amsterdamse bevolking was algemeen, de afkeer diep. De gemoederen, toch reeds geërgerd en bedrukt, raakten overkropt. Aldus was bij de steeds groeiende ontevredenheid en ontstemming een actuele ergernis en afkeer gekomen. In deze situatie barstte op 25 Februari 1941 de staking uit, het eerst onder de arbeiders in de werkverschaffing en het trampersoneel, daarop onder dat van de stadsreiniging. De arbeiders uit de grote fabrieken van Noordelijk Amsterdam, die reeds een staking achter de rug hadden, sloten zich aan. De veerponten over het IJ, die dagelijks zovele duizenden vervoeren, waren een communicatiemiddel bij uitstek voor het stakingsparool en gaven bovendien de mogelijkheid tot plotselinge onderbreking van de gang naar het werk en tot terugkeer naar huis. Het ontbreken van de tram in de stad maakte alom duidelijk dat er iets, en onder de bezet- | |
[pagina 78]
| |
ting wel iets belangrijks, aan de hand moest zijn - en spoedig wist een ieder wàt. Massaal sloten zich arbeiders en ook ambtenaren aan. Elke groep arbeiders die terugkeerde van het werk werd toegejuicht. De staking sloeg over naar Weesp, Hilversum, de Zaanstreek, ten dele ook naar Haarlem, Utrecht; maar na een begin van staking aan het spoorwegemplacement mislukte deze onder het spoorwegpersoneel, nadat de superieuren aan het Centraal-Station uitgelegd hadden dat het resultaat toch maar gering zou zijn, dat er maar slachtoffers zouden vallen, om kort te gaan, nadat zij alles ‘in goede banen geleid hadden’. De staking genoot de onmiskenbare sympathie van de bevolking, die de stakers toejuichte, en actief ondersteunde, door trams die reden, enz. tot terugkeer en de passagiers tot uitstappen te dwingen, zo nodig met geweld. Zij was een onmiskenbare demonstratie tegen de bezetter en in het bijzonder tegen de pogroms die deze en zijn trawanten ontketenden. De gevoelsmatige belevenis was dan ook groot: men voelde zich gelukkig, jonge arbeiders lachten en juichten, de jonge mannen tilden de meisjes in de lucht, men zong socialistische strijdliederen; er was een bevrijdingsgevoel dat er op duidde dat er meer was dan de uiting van opgekropte ergernis alleen. Dat het meer was dan een momentane opwelling, maar dat wezenlijke en blijvende overtuiging een sterke drijfveer was, bewijst het feit dat men steunfondsen voor de door de Duitsers tot slachtoffers der staking gemaakten, heeft kunnen stichten. De staking, die ook de Duitsers volkomen verraste, scheen spontaan ontstaan. Doch dit was slechts schijn. Ze was na 2 dagen afgelopen; doch dit was al bij het begin vastgesteld. Zij was georganiseerd, opgezet voor 2 dagen, en daarom is zij na 2 dagen beëindigd. De illegaliteit was namelijk bezig zich te organiseren en had haar meest straffe organisaties in de kringen der revolutionnaire arbeiders die met het denkbeeld van illegale actie vertrouwd waren. De Communistische partij, door de Duitsers in aansluiting aan het verbod door de Nederlandse regering (in Mei 1940) verboden, had terstond een illegale organisatie opgebouwd, die vooral in Amsterdam sterk en goed georganiseerd was. De illegale C.P.N., die in de stakingen der werkverschaffingsarbeiders de hand gehad had, trachtte blijkbaar te toetsen op welke wijze agitatie tegen de bezetter te voeren zou zijn. De communistische illegaliteit had meer voeling met wat er in de arbeidende bevolking leefde dan spionnage- en sabotage-groepen als de Geuzengroep. De door de C.P.N. illegaal gepubliceerde ‘Waar- | |
[pagina 79]
| |
heid’ ademde een andere geest dan de door andere groepen uitgegeven illegale lectuur, zoals de ‘Nieuwsbrieven’, later het ‘Parool’ van Pieter 't Hoen, groepen die veel meer achter de geallieerden stonden en die een gemeenschappelijk front van het Nederlandse volk tegen de bezetter beoogden. De S.D.A.P. had zichzelf opgeheven en had geen verzetsorganisatie opgebouwd, geen illegale voorlichting gegeven. De vakverenigingen waren met hun apparaten door de stromannen der bezetters overgenomen en daarvoor was niets in de plaats gekomen. Andere revolutionaire groepen zoals de ontbonden R.S.A.P., hadden reeds in 1940 een illegaal apparaat opgebouwd, het Marx-Lenin-Luxemburg-front, waarin ook leden uit andere links-socialistische organisaties medewerkten; verder bestond sinds 1940 ook de links-socialistische verzetsgroep ‘De Vonk’; andere groeperingen waren nog kleiner of werkten met een dezer organisaties samen. Niet-revolutionaire groeperingen hebben in de organisatie van de staking geen rol gespeeld. De overwegend sterkste organisatie en stootgroep was de illegale C.P.N.; de Sneevlietgroep is ook zeer actief geweest in de voorbereidingGa naar eind2); men mag haar betekenis zomin over- als onderschatten. Nu was het echter ook niet zo, dat de centrale leiding van de illegale C.P.N. de 2-daagse staking op 25 Februari 1941 geheel en welbewust georganiseerd had. Er was wel een staking voorzien en de plannen daartoe waren ver voorbereid, maar ook voor de C.P.N. kwam de staking op die dag, in die vorm en uitgebreidheid zo goed als zeker nog onverwacht. Met haar voorbereidingen, organisatie, talrijke contacten onder de arbeiders, met hun daadkracht en met het improvisatie- en organisatievermogen van de leden van het apparaat gelukte het, vrijwel onbespeurd, de leiding van de staking te hebben en te behouden. Wat een spontane uitbarsting van de ergernis van het Amsterdamse proletariaat en van vele andere Amsterdammers leek, was in belangrijke mate georganiseerd en gericht. Toch had die leiding het geheel ook niet geheel in de hand, toen de uitbreiding zo groot was. En terwijl de illegale C.P.N.-leiding ook de eis tot 25% loonsverhoging had gesteld, is deze eis in het geheel niet overgenomen, maar is de staking volslagen een manifestatie tegen de Joden-maatregelen geworden. Het gelukken van de staking heeft aanvankelijk aan een zijden draad gehangen. In het Centraal-Station is zij onder het spoorwegpersoneel, dat aanvankelijk ertoe neigde aan de oproep gehoor te geven, niet doorgegaan. In de tramremises heeft het gespannen; de | |
[pagina 80]
| |
leiding van het bedrijf deed alles om het personeel aan het werk te krijgen (de directeur herkende naast communistische aanstichters de invloed van de opgeschoten jeugd, die op de Amsterdamse Hartjesdag straatschenderijen pleegt!!); de mening van de zijde der directie dat dit bijna succes had is wel onjuist, maar zéker was de uitslag toch lang niet. Slechts grote inspanning en vasthoudendheid van de bewuste, vooral communistische, voormannen, heeft de aanvankelijke aarzeling en angsten van vele arbeiders doorbroken en overwonnen. Het was daarbij soms nodig alles op alles te zetten, de ene groep tegen de andere uit te spelen; en dat b.v. de tramdirecteur de werklieden aan een remise onjuiste inlichtingen gaf over de hervatting elders, schijnt mede een factor te zijn geweest die de arbeiders aan die remise toen uiteindelijk het werk heeft doen neerleggen. De politie en vele werkgevers stonden er in dit geval vaak welwillend tegenover; de waarnemend hoofdcommissaris heeft geen haast gemaakt om alarm te slaan; het publiek moedigde aan. Hoe dit zij: de staking werd een grootse uiting van wat in de bevolking leefde; socio-cultureel is het van geweldige betekenis dat een zo grote protest-staking kon uitbreken, mede en vooral als protest tegen de behandeling van een verdrukte groep. De organisatie van de staking blijkt uit de afloop na de tweede dag. De opdracht tot hervatting van het werk werd in de manifesten van de C.P.N. en in die van de Sneevliet-groep gegeven. De maatregelen der Duitsers, in Sijes' boek uitvoerig beschreven, hebben daarop geen invloed gehad. Ik moge naar Sijes' beschrijvingen verwijzen; zijn spannend relaas is uitstekend gedocumenteerd. Als sociaalpsychologische studie ken ik haar grote betekenis toe, omdat men over het verloop van massa-bewegingen uiterst weinig goed gedocumenteerd materiaal bezit. In plaats van fantasie en constructie is in Sijes' boek een opbouw en reconstructie uit de moeizaam bijeengegaarde feiten, uit interviews met leiders en stakers, met directieleden en Duitsers, met N.S.B.'ers enz., uit politierapporten en ooggetuigenverslagen, uit dagboeken en Duitse rapporten, te vinden; een reconstructie die zeer werkelijkheidsgetrouw aandoet. Zij berust niet op de kijk van een eenling, maar op samenvatting uit al de genoemde beschouwingen, beoordelingen en vooral ook weergaven van het gebeurde. Waar elders vinden wij dat, dan wellicht in het boek over de razzia's in Rotterdam van dezelfde auteur, dat wij aan het begin al noemden? Ter vergelijking kan men het materiaal door SorokinGa naar eind3) bijeengebracht beschouwen; het is als regel descriptief, berust op de weergave | |
[pagina 81]
| |
van persoonlijke impressies en belevenissen, op retrospectieve samenvattingen; bepaalde wetmatigheden worden aangegeven in de gevolgen vooral van rampen en desorganiserende en gedesorganiseerde perioden. Maar reconstructies van gebeurtenissen geeft hij niet. Waardoor, waarom en hoe de Februari-staking ontstond, onder welke omstandigheden en onder welke voorwaarden wordt daarentegen duidelijk in de studie van Sijes, zoals wij hiervoren samenvatten. Het leerzame is dat men hier aan een voorbeeld ziet wat, gegeven zulke omstandigheden en voorwaarden, een doelbewuste leiding en een (soepele) organisatietechniek, vermag. ‘Objectieve en subjectieve’ voorwaarden moeten samengaan gelijk een oude formulering zegt; hier ziet men dat dit betekent: de omstandigheden moeten er naar zijn, de innerlijke bereidheid bij de bevolking moet aanwezig zijn en daarnaast is de stimulerende invloed en de richtinggevende leiding van een of meer doelbewuste groepen of kernen, nodig. Een bevolking moet innerlijk ‘klaar’ zijn, tot een dergelijke actie bereid zijn, wil deze zich kunnen ontplooien; objectief onaangename ervaringen en verontwaardiging tezamen deden deze bereidheid ontstaan. Zo moesten ‘het actieve en het passieve verzet elkaar de hand reiken’ (129), zoals Sijes zegt, wilde de demonstratieve staking gelukken en ‘haar eigen spoor’ vinden. Het is Sijes' verdienste een onvergelijkelijke analyse te hebben gegeven van de z.g. objectieve en subjectieve voorwaarden, naast de bewuste leiding, en dat aan zulk een hoogst belangwekkend voorbeeld als de roemruchte Februari-staking. Sijes' studie geeft aanleiding tot een aantal beschouwingen en gevolgtrekkingen, die ik hier puntsgewijs laat volgen. 1. Manifestaties als zulk een proteststaking, met een ‘niet-practische’ achtergrond toch (geen staking om loonsverhoging, o.d.), worden ook als de bevolking in het algemeen er positief tegenover staat eerst acties, doordat de arbeiders er actief aan deelnemen en er het initiatief toe ontwikkelen. Intellectuelen staan er voor een deel afwerend, afwijzend of althans onbegrijpend tegenover. De bedrijfsleiding poogt menigmaal de staking te voorkomen of te dempen; vrees en eigenbelang (Helvétius, Nietzsche), naast het onvermogen om naast de goede gang van het eigen bedrijf andere belangrijke doelen te herkennen, spelen bij de leiding van bedrijven een rol. Bij dergelijke manifestaties gooien de arbeiders niet klakkeloos het bijltje er bij neer, maar er wordt voor gezorgd dat de fabrieksinstallaties geen schade lijden (fabrieken in de Zaanstreek; Hoogovens te IJmuiden; Zoutindustrie te Muiden, enz.). Doch de studenten b.v. namen in Amsterdam ook geen deel aan deze demonstratie. | |
[pagina 82]
| |
2. Ook bij ambtenaren, vooral bij de hogere, was deze functie-dwang tijdens deze staking duidelijk bespeurbaar. 3. De leiding van dergelijke manifestaties gaat niet uit van intellectuelen of andere ‘vrijzwevende’ beoordelaars, zoals Mannheim meent. Ze wordt deels gegeven door een goed georganiseerde kern van mensen met een bewuste houdingsbepaling, en die in levend contact met de werkelijkheid staan; deels ook wordt, in trial and error, door anonymi een mogelijke weg aangegeven. Neutrale journalisten spelen geen rol. 4. Voor het welslagen van een massabeweging moeten de objectieve en subjectieve voorwaarden aanwezig zijn en samengaan met een bewuste leiding. Als de objectieve onlust er niet is, over objectieve wantoestanden, gebeurt er niet licht iets, en evenmin als de subjectieve bereidheid niet aanwezig is (De mislukking van een staking op 6 Maart die aangekondigd was, maar die niet eens tot een begin gekomen is, kan voor dit laatste als bewijs dienen). Een grote actie is niet door propaganda alleen te verwekken, en dit bewijst het tendentieuze van de voorstelling, als zouden raddraaiers zulke of soortgelijke manifestaties kunnen provoceren; objectief slechte omstandigheden kunnen het gevoel van noodzakelijkheid geven, dat dan tot een grotendeels rationele massabeweging kan leiden. Maar ook overtuigingen (ideologieën) kunnen het gevoel ener innerlijke noodzakelijkheid verwekken. De drie voorwaarden tezamen: slechte omstandigheden, innerlijke overtuiging met het gevoel dat er iets moet gebeuren, en doelbewuste leiding kunnen een, alsdan rationele èn irrationele, massa-actie doen geboren worden. De ‘wil tot de daad’ bij de grote groep der bevolking is daarbij een belangrijke, ja noodzakelijke voorwaarde. Lenin's uitspraak is hier geldig dat ‘in den Augenblicken besonderen Aufschwungs und der Anspannung aller menschlichen Fähigkeiten des Bewusstseins, der Willen, die Leidenschaft, die Phantasie’ zich verwerkelijken. Het gaat niet alleen om irrationele factoren, zoals van psychologische kant wel voorgesteld wordt, maar daarnaast komt een belangrijk rationeel moment. Zonder de ‘samenwerkende experimentele denkhandelingen’ komt men niet verder; de scheiding van bewust en onbewust denken, toch reeds kunstmatig, wordt eerst recht steriel als men meent, sociologische verschijnselen te kunnen verklaren waar slechts het bewuste denken een rol zou spelen of omgekeerd slechts het onbewuste. 5. Voor het semi-spontane der staking zijn argumenten aan te voeren. De poging der illegale C.P.N. tot een landelijke herhaling op | |
[pagina 83]
| |
6 Maart mislukte, zoals boven reeds opgemerkt is, al moet men vaststellen dat b.v. ‘Het Parool’ zich daartegen en tegen andere dergelijke acties verzette. Voor ‘Het Parool’ was de staking een manifestatie, geen actie met een doel. Maar ook op 25 Februari kon de staking bij het spoorwegpersoneel niet ‘doorgedrukt’ worden. Een goede organisatie en goed organiseren zijn nodig, wil verwerkelijking van een dergelijk plan mogelijk zijn - bij daartoe aanwezige voorwaarden onder de bevolking. Men kan zich slechts afvragen wat er gebeurd ware als de spoorwegstaking wel gelukt was en welke de landelijke en zelfs internationale uitbreidingen geweest waren. Zo wordt men weer met de vraag geconfronteerd of de algemene staking een werkzaam middel kan zijn, en tevens of ze dat ook zou zijn geweest bij een overheid als de Duitse bezetter. 6. Men moet in dit verband overwegen of er de voorwaarden bestaan hebben die andere, eventueel internationale, acties mogelijk gemaakt hadden, zowel in Februari 1941 als in latere perioden. 7. De vakverenigingen blijken voor dergelijke illegale acties onbruikbaar; ze waren door de bezetter ingeschakeld in zijn apparaat, zoals de vakvereniging ook in normale tijden steeds meer ingeschakeld is als semi-overheidsapparaat. 8. De illegale actie der arbeiders is dan ook niet langs de weg van vakverenigingen te verwerkelijken; ook onder bezetting niet. 9. De Duitse bezetter was veel kwetsbaarder dan aangenomen is; de goed georganiseerde staking van het spoorwegpersoneel in 1944 heeft dat b.v. bewezen. 10. De Nederlandse militaire en regerings-instanties waren evenmin aan het begrip ener totale oorlogvoering toe, als de Nederlandse bevolking. Daarom waren dergelijke grootscheepse acties als de spoorwegstaking, in 1941 niet mogelijk; de bevolking was subjectief niet geschikt. Hetzelfde geldt vermoedelijk voor geheel West-Europa in die tijd. 11. De Londense evacuatie-regering bleef volkomen in gebreke (181, 182), direct na de staking, maar ook in latere radio-uitzendingen uit Engeland. 12. Opvallend is hoe de trekpoppen der bezettende overheid geen werkelijke leiding kunnen geven, in welke richting ook. Het is te hopen dat dergelijke, aan de realiteit ontleende studies in veel ruimer mate dan tot dusver zullen verschijnen, ter bestudering van de genese en dynamiek van sociaal-psychologische verschijnselen. | |
[pagina 84]
| |
Zij alleen kunnen ons inzicht geven in wat er gebeurt bij een dergelijk massaverschijnsel. De analyse der voorwaarden is van de grootste betekenis. Voor de Februari-staking geldt wat Marx van de Februari-revolutie van 1848 in Frankrijk zei. ‘Die Februarrevolution war die schöne Revolution, die Revolution der allgemeinen Sympathie, weil die Gegensätze, die in ihr...... eklatirten, unentwicklelt, einträchtig nebeneinander schlummerten....’Ga naar eind4). Zo was het in wezen ook bij de Februari-staking; de arbeiders hadden de sympathie van de grote massa der bevolking omdat de demonstratie de gemeenschappelijke vijand gold, en klassenspanningen hierbij nauwelijks aan den dag traden. Wat er gebeurd zou zijn als het tot dergelijke spanningen gekomen was, en er acties met klassekarakter waren uitgebroken? Er is voldoende materiaal in Sijes' boek om te beseffen dat dan terstond ‘communisten en de straatschenderijen plegende opgeschoten jeugd’ (zie hiervoor) de autoriteiten en de burgerij tegen zich gekregen hadden.Ga naar eind5) Hoe dat zij, de Februari-staking was een magnifieke demonstratie van de Amsterdamse arbeidersbevolking tegen de pogroms van de Duitsers en hun Nederlandse trawanten; een manifestatie met een humanitaire inslag en een manifestatie van het beleven ener lotsverbondenheid door de arbeiders. Wezenlijke politieke betekenis had zij niet; daarvoor waren de doelstellingen te vaag en de mogelijkheden waarschijnlijk te gering. Dit verkleint echter de betekenis van de stakingen niet; integendeel, zij blijven een van grote morele waarde als de demonstratie van menselijke verbondenheid, tegenover een onbarmhartige bezetter. |