Waarde Annie Romein,
Dankbaar voor je belangstelling voor ‘Het woord onder de griffel’ mag ik wel eerst op je hoofdbezwaar antwoorden.
Ik moet klaarblijkelijk duidelijker worden dan ik geweest ben, wanneer ik de indruk heb kunnen vestigen dat ‘het in de poëzie-waardering gaat, met uitsluiting van alle andere mogelijkheden, tussen oote boe en Boschgezicht’. Ik vind oote boe niet interessant; hoewel het op mij de indruk maakt van echtheid, raakt het mij niet. Boschgezicht vind ik ook oninteressant en het maakt op mij de indruk door en door vals te zijn. Staat zo het ene gedicht bij mij dus wat hoger gekwalificeerd dan het andere, een polariteit stellen zij geenszins voor.
Zouden wij echter al betere polen tegenover elkaar kunnen plaatsen, dan nog zou ik niet aannemen het bestaan van een Niemandsland daartussen. Dichters als Vroman en Van der Graft, om maar enkele te noemen, bewegen zich gemakkelijk over het hele tussenliggende terrein. Ik zei verder, dat Nijhoff naar mijn smaak een onzer werkelijk grote dichters is, en is hij niet een conventioneel dichter?
Ik heb er alleen op willen wijzen, dat de oote boe-poëzie bij hen, die haar niet bewonderen, zulke sterke negatieve affecten opwekt (jij noemt het irritatie, maar bij velen is het meer dan dat), en dat daarentegen de in bosch-gezicht-verzen niet geïnteresseerden onaangedaan aan die boschgezichten voorbijlopen. Ik heb willen aantonen, dat dezelfde bezwaren, die tegen oote boe geuit plegen te worden, zouden kunnen worden ingediend tegen Boschgezicht. En ik ben zoekende naar een verklaring.
Nu, ik heb inderdaad niet het bestaan van de correlatie bewezen, welke ik aanneem tussen maatschappelijk conservatief en conventioneel in de Kunst (er zal nooit meer zijn, dan enige correlatie, aan identiteit geloof ik zeker niet). Hoewel je voorbeelden (Pound, Wichmann) het mij niet makkelijk maken, hoop ik toch nog eens enige correlatie als door mij bedoeld aannemelijk te maken.
Na een kort zelfonderzoek geef ik toe, dat ik het woord ‘revolutionnair’ een ethisch-politieke waarde toeken. Misschien moet ik daar voorzichtig mee worden, maar ik zou willen bestrijden, dat fascisme en nazidom zich revolutionnair konden noemen. Zij wilden, ten slotte, niet iets ‘ingrijpend’ veranderen maar iets gewelddadig behouden.
Het ‘bijkomstige’ is hiervoor eigenlijk al behandeld. Ik schreef mijn opstel o.a. juist tegen het zelotisme van beide kanten, ik wil van Klee mogen houden en ook van Holbein, van een gedicht van Vondel