schrijver reeds in een vroeger boek behandeld, en die van China, welke de schrijver in zijn titel op het oog heeft. Hier zijn de twee gravitatievelden te vinden, waartussen de andere landen hun plaats hebben te bepalen. Alle pogingen om deze landen een regime op te dringen, dat ‘rechtser’ is dan het Indiase, moet op mislukking uitlopen. Wil het Westen voorkomen, dat Zuid-Oost-Azië volkomen in communistisch vaarwater komt - aldus Mende - dan is er maar één mogelijkheid: het Indiase experiment, in zijn revolutionnerende aspecten, van ganser harte steunen.
De schrijver hoopt kennelijk, dat deze oplossing nog binnen het rijk der prachtische mogelijkheden komt te liggen. Zijn sympathie geeft hij, hoewel hij begrip toont voor het vele positieve, dat in het nieuwe China reeds is bereikt, toch aan figuren als Pandit Nehru, of Thakin Nu, de premier van Burma, al is hij zich volkomen bewust, dat hun regeringen totnutoe nauwelijks de kans hebben gekregen om met een wezenlijke omvorming van de economische structuur zelfs maar een begin te maken. Maar wanneer hij de wens uitspreekt dat zulke figuren, om hun planning en hun socialistische experimenten door te zetten, de schijnvertoningen van een parlementair systeem, toegepast op Aziatische verhoudingen, zullen opgeven en min of meer dictatoriaal te werk zullen gaan, rijst de vraag of de autoritaire trekken, die hem in het communisme zozeer afstoten, niet automatisch ook in deze landen voor den dag zullen treden.
En wanneer Tibor Mende meent, dat er ook maar een minieme kans is, dat het Westers kapitalisme bereid zal zijn, de sociale revolutie in Azië actief te ondersteunen, begaat hij een ernstige vergissing. Zulk een omschakeling zou neerkomen op niet minder dan een sociale revolutie in het Westen. En deze zal pas kans van slagen hebben, nádat de Aziatische volken zich aan de macht van het Westers kapitaal hebben ontworsteld - uiteraard niet met hulp van dit kapitaal, maar ondanks de felle achterhoede-strijd, van linie tot linie door dit kapitaal geleverd.
Ondanks deze tegenwerpingen een nuttig boek, vooral ook voor Nederlanders, die geneigd zijn zich voor een beoordeling van de toestanden in Zuid-Oost-Azië op de kranten te verlaten. Niet álle journalisten bezitten een inzicht en kennis, die de grenzen met sociale wetenschap opheft. In ieder geval een boek, dat aan het denken zet.
W.F.W.