De Nieuwe Stem. Jaargang 9(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 660] [p. 660] Het wagentje Het wagentje hotst en botst door de mist, de gelige schemer. Achteraan wordt het geduwd door de man, voor trekt de vrouw. Twee op de vlucht uit de stad die niet weten waarheen. ‘Groen zijn de blaren der olmen, zo groen en dat helpt tegen honger, maar waar is een rustige plaats om te zitten en samen te eten?’ De wind heeft een gelige heester laag naar de aarde gedrukt: nu zien ze daarboven ver weg de muur van een huis. ‘Daar moet iemand zijn, een mens die je eten zal geven.’ Ze gaan er naar toe en ze kloppen, maar niemand doet open; ze kijken naar binnen door 't rookgat, de keuken is leeg. Ze staan op de eenzame weg, onzeker, en wenen. Het regent. (Dzjen Tse Loeng, 1607-1647.) Vorige Volgende