De Nieuwe Stem. Jaargang 9(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 659] [p. 659] Kinderen Mijn kleine neef is zes jaar oud, zijn naam is ‘Schildpad’, mijn dochtertje is drie en heet ‘Klein Zomerkleed’. De een begint te leren lachen en te praten, de andre kan al verzen zeggen en een lied. Ze spelen 's morgens om mijn voeten rollend, ze slapen 's avonds, leunend aan mijn kleed. Waarom, lief kroost, ben je zo laat geboren, kom je bij mij aan 't einde van mijn tijd? Een jong klein wezentje trekt onze liefde aan en oude lieden geven licht hun hart. De zoetste wijn wordt als hij lang staat zuur, de volle maan slinkt als hij oud wordt weg. Zo kan de menselijke band van liefde en teerheid, in 't eind verandren in een last van zorg en leed. Maar heel de wereld is gebonden door de liefde; dacht ik, dat ik alleen daar aan ontkwam? (Po Tsjü I, 772-846.) Vorige Volgende