Kort bestek
De Fatale Week
Voor het congres, dat uitging van de Nederlandse universiteiten en hogescholen, tot onderwerp had ‘Vrijheid en Gebondenheid der Wetenschap’ en dat op 17 en 18 September j.l. in de Haagse Dierentuin is gehouden, zijn een zestal praeadviezen uitgebracht, die ook gedrukt en aan de deelnemers ter hand gesteld zijn. Een van de beste daarvan is dat van Mr G.E. Langemeijer, buitengewoon hoogleraar in Leiden en advocaat-generaal van de Hoge Raad.
Wij zouden er niets op weten aan te merken, ook al zouden wij willen. Op één punt na. Het betreft hier de passage op blz. 12, waarin de praeadviseur stelt, dat er een aantal leerstoelen zijn - hij noemt: ethiek, rechtsfilosofie, algemene staatsleer, wetenschap der politiek, sociale filosofie, wellicht ook het volkenrecht - waarop de overheid z.i. noch een nationaal-socialist noch een communist tot hoogleraar zou kunnen benoemen zonder ‘twijfel te wekken aan de overtuiging waarmede een regering die dat gedaan zou hebben of zou doen, opkwam of opkomt voor het hooghouden van de democratie in de betekenis die het Westen daaraan nu eenmaal hecht’.
Deze opvatting komt ons te bedenkelijker voor, naarmate men Langemeijer's overigens zo ruimdenkend betoog als geheel hoger stelt. Immers, wij horen het al in gedachte: ‘zelfs Langemeijer acht dat niet in strijd met de verdraagzaamheid’. Ons bezwaar heeft de volgende gronden:
1e. de lijst van ‘gevaarlijke’ vakken is rekbaar. Wie Langemeijer's standpunt aanvaardt, zal er onmiddellijk de geschiedenis aan toevoegen, alsmede die hele cyclus van wetenschappen, die ook op een bepaalde mens-, maatschappij- en wereldbeschouwing zowel gefundeerd als gericht zijn;
2e. het zal in de meeste gevallen moeilijk uit te maken zijn of een geleerde de gewraakte politiek al of niet aanhangt en helemaal niet, in welke mate en op welke wijze, c.q. met welke voorbehouden, hij dat doet. Het zal Langemeijer niet ontgaan zijn, dat er niet lang geleden aan de Amsterdamse Universiteit in een der door hem genoemde vakken iemand niet benoemd is, omdat men zei dat hij communist was. Zulke ‘vergissingen’ zouden niet de uitzondering, maar de regel worden;
3e. staat het geenszins vast wat de democratie is ‘in de betekenis die het Westen daaraan nu eenmaal hecht’ en nog minder of met die