De Nieuwe Stem. Jaargang 9(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 474] [p. 474] Gerrit Kouwenaar Darf ich mitfahren? Hoe koud sta ik nu in een zomer in een land waar de liederen werden geblakerd op een weg waar de waarheid voorbij kwam in ijzeren beesten in de bestofte bermen grazen de schapen kermen de propere schedels aan de horizon rusten de bomen uit in het woud van de oorlog darf ich mitfahren? roep ik de goede verstaander gevat in het chroom heft zijn behaarde polsen en glimlacht hoeveel melkmeisjes vermisten hun kinderborsten? hoeveel torenspitsen wenkten hem binnen de week-klokkende zondag? hij doet in machines hij vraagt geen drinkgeld het verleden dat aan mijn ogen een dronkemansbril verschafte trilt nog nauw zichtbaar boven het heldere graanveld het gaat immer weiter (zegt hij) een juno rokend - [pagina 475] [p. 475] Slaapliedje Of wij nu links of rechts zijn wij gaan slapen omdat wij moe zijn ook het koper der trompetten alsof het goud was van voor de ijstijd de stemmen van hoog tot laag worden van twijfel vochtig rose de ogen voorspellen het einde en slaan de nacht aan zichzelf de wereld staat eenzaam buiten wij hebben veel mensen vermoord om de mens met de mens te bewijzen. [pagina 476] [p. 476] De taal De taal behoort aan de vogels ik ben te mens om te vliegen ik sta als een huis op de wereld gebouwd en dik uit aarde ik ben ongeveer degene die schuilgaat binnen de muren en uitvloeit achter de ramen van de blauwe achterkamer het geurt er naar mest en naar liefde er staat een plant in een kooi de taal behoort aan de vogels de mens schuilt weg in het woord - [pagina 477] [p. 477] Gedicht Riep mij hier ooit een stem zo een als bevroren fluweel in zulk een haastige wind die elk gebaar voortblaast naar de volgende avond? blijft hier niet elke voetstap die met mijn hart wegloopt met spijkers dwars door de houten wreef aan het houten steen van de volgzame weg gespijkerd? vuurtorens als brandende vuisten stompen hikkend de nacht vol vragen de antwoorden tintelend onder de vingers insecten zoemend het hoofd doorzichtig het bed dat neerligt met geopende armen onder het dak van de tevreden regen - Vorige Volgende