Bonae literae
Dr H. Oldewelt, Geen Onverdraagzaamheid maar evenmin Verdraagzaamheid. N.V. Noord-Hollandse Uitg. Mij, Amsterdam, 1954.
In dit beknopte boek worden, langs introspectieve weg gewonnen, resultaten vastgelegd die een verbinding tot stand brengen tussen individu en gemeenschap, waarin ondanks de gereserveerde schriftuur iets van een evangelie doorklinkt voor zover individuele vervulling met het gemeenschapsleven in harmonie wordt gedacht. Het is een introspectie, die, uitgaande van een sterk, alles doordringend besef omtrent de ontoereikendheid van woorden en begrippen om het eigen wezen te peilen, dit principieel ook tegenover de medemens laat gelden; ja, in de pogingen tot bewuste zelf-bepaling is men eigenlijk, naar Schr's formule, zijn eigen ‘eerste medemens’. Zo worden ik en medemens op één lijn gesteld, in de broederschap van een onbereikbaarheid die niet slechts wederzijds is maar ook het eigen wezen betreft; zo worden ook barrières geslecht die de toegang tot de medemens versperren en 't de mens, die ‘van nature er toe bestemd is om gemeenschapswezen te zijn’, eerst mogelijk maken zichzelf te vervullen. Men zou de hier beoefende introspectie transitief kunnen noemen, daar zij niet uitmondt in mystisch schouwen, maar de wegen van individu naar gemeenschap vrijmaakt, in denken en handelen beide.
Het is dan ook veel meer dan een pleidooi voor verdraagzaamheid, dat hier geboden wordt, en de gekozen titel is erop bedacht dit buiten twijfel te stellen. Weliswaar is het niet zo dat de verdraagzaamheid nooit een theoretische fundering heeft gevonden, die er iets beters van maakt dan ‘onverdraagzaamheid op nonactief’. Maar nieuw is niettemin Schr.'s bestrijding van de onverdraagzaamheid als een gevolg van de omzetting van het waardevolst-eigene, dat slechts individueel-geldig is, in de fictie van een algemeen-geldige waarheid, waarop het eigen ‘zekerheidsgevoel’ wordt overgedragen, maar die dan slechts ‘gemeenschappelijk slagveld’, strijdperk van acute of latente onverdraagzaamheid kan zijn, zolang niet het krampachtig zelfbedrog, dat bij deze omzetting voorzit, is doorzien en overwonnen. En de krampvrije communicatie, die dan hiervoor in de plaats komt, vertoont een surplus dat met ‘verdraagzaamheid’ zeker niet adaequaat is weergegeven.
Wat tegen Schr. kan worden aangevoerd is misschien vooral, dat ‘gemeenschap’ bij hem te zeer intermenselijk contact van enkelingen, te weinig de formidabele realiteit van de georganiseerde maatschappij is, welke laatste in de gemeenschappelijke dwang een kenmerk heeft dat ook bij eliminering van zelfbedrog onelimineerbaar blijft. En hieraan verbindt zich de vraag of de onverdraagzaamheid in haar gevaarlijkste vorm niet in déze wederzijdse onontkoombaarheid, die voor elkaars overheersing beducht doet zijn, geworteld is. Wij zijn hier in een sfeer, waar de ontoereikendheid van woorden en begrippen om verantwoording af te leggen, door de introspectie aan het licht gebracht, veel minder steekhoudend is, zodat de tegenstelling tussen fictief denken en critische werkelijkheidszin dan ook een andere gedaante en inhoud moet krijgen om de bevrijding te realiseren waar 't Schr. om te doen is.
Oorspronkelijk denkwerk, waar-