L.A.J. Torfs
Het bloed der vaderen
In mij leven mijn voorouders, naar de grond gebogen zwoegers voor het dagelijks bestaan. Nooit zagen zij van de zon meer dan haar weerschijn op de dingen; de zweetdruppels op hun gezichten, waren de enige parels die zij kenden.
Zij koesterden geen dromen en verlangens, hun kaken waren verstramd van het eeuwenlange zwijgen. Wanneer zij een zin voltooiden, was het een afgerateld gebed met van de slaap toevallende ogen. Hun innigheid was die van moede dieren in een benauwde alkoof. Zij paarden als opgehitste beesten en ieder jaar beviel hun vrouw van een kind.
Het nooit goed opgedroogde zweet misvormde hun gewrichten en de klamheid van de lemenvloer kromde hen van rheumatiek. De altijd met rook en walm gevulde keuken en de slechte zeep waarmee de vrouwen zich wasten maakten hun huid als goor geworden perkament. Hun enige vreugde was de drank, die brandde in hun magen en vloekte op hun tongen. Hun feest was de kermis, waarop zij sprongen als geile bokken rond een geit. Muziek was voor hen het jichtige gejank van een orgel en het domme gelal van kerkliederen hun gezang. Op Zonen feestdagen blies er een dronken harmonie-gezelschap zijn longen stuk.
De meesten konden niet lezen of schrijven en hun geest was een doodgeboren kind. Boeken kenden zij niet. Lectuur was des duivels-oorkussen en hun wijsheid het laffe zwijgen van afgestompte mensen. Hun bitterheid sloegen zij stuk op vrouw en kinderen of in dronkemansvechtpartijen in een kroeg en de vrouwen ranselden van spijt hun talrijk kroost.
In de grond waren het goede mensen, van geen moord of diefstal vervaard.
Ze lagen bij hun vrouwen volgens de wetten van Mozes en vermenigvuldigden zich als ratten in een kelder. De moeders stierven van uitputting met nog een kind aan de borst en de vaders loensten naar hun oudste dochters als begerige beesten. Ze werkten van zons op- tot zonsondergang en het loon voor hun arbeid was armoede en drank.
Wie mij zingt van onze eeuwenoude beschaving, vraag ik: ben je de tijd vergeten, dat je voorouders nog slaven waren en men een merk brandde in hun huid? Ben je vergeten, dat ze dagloners waren in de dienst van een heer? Ben je vergeten, hoe vaak de typhus, pest en