De Nieuwe Stem. Jaargang 9(1954)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 41] [p. 41] Peter van Steen Regen I Dunne pijpen tussen aarde en wolken en in de kamer is het warm en stil de hond droomt en beweegt snel de weke lippen en ver klaagt een scheepshoorn Sijpelen en ritselen spetteren en klokken zoet mompelen en dreigend eentonig vallen o eindeloosheid mild wurgend omhullen spoelen en spoelen waarom? Er is niets te vragen alleen maar vallen. - II De starre hangklok tikt het leven weg dood is geboren worden en de regen vàlt omdat hij vallen moet smoezelend ruisend drenkend meedogenloze herfstregen en verder op de wereld - wat is verder - schieten mensen op elkaar in de régen hun wonden sijpelen schoon terwijl zij sterven of al dood zijn en millioenen kinderen zwerven tussen en achter de slagvelden re-gen [pagina 42] [p. 42] III Vallen en vallen niet bekommerend om wie na je vallen glissen langs smekende boomarmen lachend onoverwinnelijk vloeien langs bazalten zeeweringen gichelend een baan stromen lager làger en vermengen ander water omstrengelen verdwijnen en er toch zijn tot rust komen en wachten. IV En opstijgen tot blauwe damp als dunnige wollige nevel weifelen om ranke torenspitsen zachtjes kerkkoepels omstrelen aarzelen zìjn en verdichten tot fijne druppels warrelen zweven en zeilen en klampen aan boomtoppen en scheepsrompen aan de kleren der mensen aan een hunkerend kindergezicht en de stervende baarden van grijsaards natte sporen trekken in de zielen der onwetenden en een hond huilt klagelijk met smekend geheven snoet. [pagina 43] [p. 43] V Gutsen en verstikken plassen en verijlen op neer en op en weer neer wisselen niet veranderen zinvolle zinloosheid moordende bevruchtende kwellende en lavende tedere vijand meedogenloze vriend onoverwinnelijke en dan komt de zon en alles leeft en is warm. - Vorige Volgende