| |
| |
| |
T. Eekman
De nieuwe ontwikkeling in Joegoslavië
Hoe doen wij alles ànders dan in de Kominform-landen? Dit schijnt wel het uitgangspunt te zijn geweest bij de vele maatregelen die de Joegoslavische regering de laatste vier jaar genomen heeft en die de aard van het regiem aanzienlijk hebben gewijzigd. Anders dan in de Kominform-landen, en toch volgens principieel socialistische, marxistische richtlijnen en zonder enig Westers sociaal stelsel na te volgen. In hoeverre men hierin slaagt is een tweede; maar de grootscheepse experimenten die de laatste tijd in Joegoslavië worden ondernomen zijn hoogst interessant en verdienen de aandacht van ieder die de sociale vooruitgang ter harte gaat. In het Westen weten velen dat Tito sinds zijn breuk met Moskou een wat meer Westerse koers is gaan volgen; maar weinigen beseffen dat in zijn land een radicale ommekeer heeft plaatsgehad en dat men er pretendeert, een geheel nieuwe democratische maatschappij op te bouwen - zoals men het gaarne noemt: een socialistische democratie.
Over de breuk met het Sovjet-blok, de oorzaken en consequenties daarvan, is zeer veel geschreven. Hoe vèrstrekkend de gevolgen voor Joegoslavië waren bleek pas in de loop van enkele jaren. De binnenlandse toestanden veranderden de eerste tijd nog niet zo sterk. Zeker, de economie raakte bevrijd van de knellende banden die Rusland haar oplegde, maar zij was nu geheel op zichzelf aangewezen, moest haar voedingsbronnen elders zoeken, en het gevolg was dat men met een tekort aan grondstoffen, bouwmateriaal enz. en een overschot aan arbeidskrachten te kampen kreeg. Grootse objecten, na de oorlog met overgroot optimisme en enthousiasme aangevat, moesten in de steek gelaten worden en staan nog steeds onvoltooid en in staat van verval: bijvoorbeeld de Universiteitsstad bij Zagreb en ‘Novi Beograd’, de nieuwe wijk van de hoofdstad (‘onze schande’, zeggen de Joegoslaven, op de reeds scheurende bouwskeletten wijzend). De fnuikende regenloze zomers van 1950 en 1952 droegen er sterk toe bij dat de economie zich niet kon herstellen en het levenspeil laag bleef. Op politiek terrein bleef de Communistische partij haar machtsposities behouden. De landbouwcollectivisatie werd, zij het in vertraagd tempo en met minder dwang, voortgezet. De marxistische theorieën bleven absolute maatstaven in wetenschap, filosofie en kunst.
Intussen had in de hoogste partij- en regeringskringen een intensieve
| |
| |
theoretische arbeid plaats. De groep mannen die de Joegoslavische staat leiden - voor het merendeel persoonlijke vrienden van Tito uit de periode van de Spaanse burgeroorlog of de partisanenstrijd - kregen in de eerste plaats tot taak, de noodzakelijk geworden politieke breuk met de Sovjet-Unie nu ook theoretisch te funderen en te rechtvaardigen. Zij toonden aan dat de Russische Communistische partij van het ware marxisme was afgeweken: dat zij naar ongebreidelde machtsuitbreiding streefde in plaats van naar de ‘afsterving van de staat’ - dat zij de macht niet aan het werkende volk had gegeven, maar dit volk onderdrukte door middel van een centralistisch, bureaucratisch apparaat, en dat hierdoor een nieuwe, bevoorrechte stand in de Sovjet-maatschappij was gegroeid. Deze critiek op de Sovjet-bureaucratie, die de Titoïsten met de Trotskisten gemeen hebben, nam in de nieuwe, anti-Russische, officiële Joegoslavische ideologie een voorname plaats in. Als consequentie moesten de Joegoslavische leiders nu wegen zoeken om deze Russische en Kominformistische fouten te vermijden, d.w.z. om de macht van de partij over het werkende volk te doen verdwijnen, de beheersing van het economisch leven werkelijk in handen der producenten te leggen en de bureaucratie uit te roeien.
Stap voor stap ging het in deze richting. Opportunistische, door de gewijzigde politieke en economische situatie noodzakelijk geworden maatregelen gingen samen met ideologische uiteenzettingen; het is natuurlijk niet zo dat die maatregelen uitsluitend op grond van de nieuwe ideologie werden genomen, maar zij werden toch onmiddellijk ideologisch verklaard, gebillijkt en gecommentariëerd - hetgeen typisch is voor de staat op marxistische grondslag. Om een recent voorbeeld te noemen: de collectivisatie van de landbouw - een belangrijk, maar teer programpunt van elke marxistische staat, en zeker van het nog altijd voor twee derden agrarische Joegoslavië - werd dit voorjaar plotseling op losse schroeven gezet: iedere boer die dat wenste kon het collectieve bedrijf verlaten. Deze nieuwe koers was begrijpelijk, gezien de slechte resultaten die de ‘zadruga's’ (kolchozen) over het algemeen opleverden en gezien het grote economische belang voor Joegoslavië van een maximale landbouw-opbrengst. Maar gemotiveerd werd de maatregel als étappe in de strijd tegen de bureaucratie: de collectieve bedrijven vereisten immers een sterke contrôle, veel administratie, een centrale leiding en dus een groot ambtenarenapparaat.
De nieuwe Joegoslavische koers culmineerde in het in November 1952 gehouden zesde partijcongres en de nieuwe grondwet, die in het
| |
| |
begin van dit jaar van kracht werd. Een der besluiten op het partijcongres was, de naam der Communistische partij te wijzigen in ‘Communistenbond’. Een naamsverandering welke (evenals die van de Sovjetrussische Communistische partij tijdens haar jongste partijcongres) in het Westen als een waardeloos overplakken van het etiket werd beschouwd, maar die in werkelijkheid de kern van de nieuwe orde in Joegoslavië aangeeft. Er is in dit land geen Communistische partij meer, die een monopolistische positie inneemt en onbeperkte macht over het wel en wee van de hele staat uitoefent, zoals in de Kominform-landen, - die de candidaten stelt bij elke verkiezing, - die het beslissende woord heeft bij elke benoeming, - die haar speurend oog laat rondgaan in elk bedrijf, in elke mensengemeenschap, - die desnoods met revolvers tot ‘vrijwillige arbeid’ in de werkbrigades dwingt (zoals dat tot 1948 in Joegoslavië gebeurde), - die het gehele leven in al zijn uitingsvormen tracht te doordringen. In plaats daarvan is er een Communistenbond, een vereniging met in principe gelijke rechten als elke andere, onderdeel van de ‘Socialistische Unie van het werkende volk’ (de alomvattende politiek-sociale organisatie, voortzetting van het oorspronkelijke ‘Nationale Front’, waarin ook de vakbeweging, de jeugd- en vrouwenbeweging en meer organisaties zijn opgenomen). Van monopolie-positie in het dagelijkse leven, in de binnenlandse verhoudingen is geen sprake meer. Bij sollicitaties wordt niet meer naar het Bondslidmaatschap gevraagd. Bij benoemingen op belangrijke posten heeft de Bond geen stem in het kapittel. Over zaken van kunst, wetenschap, godsdienst spreekt zij zich niet autoritair uit. Taak van de Communistenbond en zijn leden is slechts, zijn ideeën en idealen uit te dragen, het werkende volk door overtuiging en voorbeeld op de juiste weg van het socialisme te brengen en voort te leiden. Zo zien wij
het merkwaardige en tot nu toe wellicht door velen voor onbestaanbaar gehouden schouwspel van een Communistische partij die vrijwillig, zonder absolute noodzaak of onweerstaanbare druk van buiten, zijn machtspositie (en elke C.P. is het immers in de eerste plaats om macht en steeds meer macht te doen) prijs geeft, zich op de achtergrond stelt en een liberale, democratische ontwikkeling bevordert. Zij wil van nu af slechts het ferment zijn in de Joegoslavische samenleving, een opvoedende kracht, en naast zich een vrije uiting van meningen en overtuigingen toelaten en aanmoedigen. Zo zijn de denunciateurs en provocateurs, de politieke controleurs en commissarissen verdwenen (zelfs uit het leger) en de concentratiekampen opgeheven.
| |
| |
Om een enkel, mij bekend voorbeeld te noemen: een man werd onlangs gearresteerd omdat hij luide en in het openbaar gescholden had op hoge ambtenaren uit Beograd, die in zijn stad de mooiste villa's hadden gevorderd, en op de ‘Jeugdspoorweg’ naar Sarajevo, die nergens voor deugde. Deze jeugdspoorweg, waaraan talloze werkbrigades uit binnen- en buitenland gewerkt hebben, was een der glorie's van het na-oorlogse regiem. De rechter sprak de man echter vrij (naar die ambtenaren zou een onderzoek worden ingesteld, en de jeugdspoorweg deugt inderdaad niet, de man had dus gelijk) en berispte de milicien die hem had gearresteerd, omdat deze de nieuwe geest in Joegoslavië nog niet had begrepen. Het valt niet mee om vier jaar ‘volksdemocratisch’ regiem zo vlug geheel te vergeten en te liquideren.
De grondslag van de Joegoslavische staatsinrichting vormt de ‘Volksraad’ of gemeenteraad, direct en geheim gekozen. De candidaten worden door de kiezers zelf op kiezersvergaderingen voorgesteld en al of niet aangenomen. Deze raden bezitten vrij veel zelfstandigheid, ook financieel. Zij kiezen de raden of parlementen van de zes federale republieken. Het parlement (de Unie-raad) van de Joegoslavische Volksrepubliek wordt gedeeltelijk direct gekozen, enkele leden echter worden door de raden der republieken aangewezen. Dit systeem wijkt al aanzienlijk af van dat van 1945, dat een getrouwe copie was van het Sovjetstelsel. Bovendien echter staat thans naast het parlement een getrapt gekozen ‘Producentenraad’, vertegenwoordigende allen die aan het productieproces deelnemen, d.w.z. in hoofdzaak de industrie-arbeiders, de boeren der zadruga's en de georganiseerde ambachtslieden. Deze behandelt speciaal economische kwesties. Men is geneigd even aan het corporatieve stelsel te denken; maar slechts de werknemers, en geen particuliere ondernemers hebben in Joegoslavië aan de economische gezagsorganen deel. Deze maand hebben voor het eerst in het hele land verkiezingen voor de producentenraden plaats, terwijl 22 November parlementsverkiezingen worden gehouden. Al geruime tijd worden hiertoe voorbereidingen getroffen; men wordt aangespoord de kiezersvergaderingen te bezoeken, waar de candidaten worden voorgesteld en vastgesteld. Ook kan ieder die een bepaald aantal handtekeningen heeft verzameld zichzelf als candidaat opgeven.
Bij de schepping van het nieuwe regeringsstelsel is men ervan uitgegaan dat gebroken moest worden met de scheiding van wetgevende en uitvoerende macht. Er is geen aparte ministerraad: het parlement kiest uit zijn midden een uitvoerend lichaam, dat verschillende ge- | |
| |
specialiseerde commissies heeft en voor elk departement een staatssecretaris. In plaats van ministers dus slechts staatssecretarissen, ambtenaren van het parlement die met de uitvoering der besluiten hiervan zijn belast.
Het is de bedoeling dat alle volksvertegenwoordigers, ook die in de lagere organen, zo nauw mogelijk in contact met de bevolking blijven en van haar noden en wensen nota nemen. Ook is het de bedoeling dat de kiezersvergaderingen (naar dorp, buurt of bedrijf) geregeld bijeenkomen om het werk der gekozen afgevaardigden te bespreken, met de bevoegdheid deze tussentijds terug te roepen indien zij niet aan de verwachtingen beantwoorden. Zo wil men een levende democratie scheppen, levend ondanks het feit dat deze dèmocratie geen partijen kent.
Dit laatste is een voor ons in het Westen moeilijk te verwerken punt. Weliswaar is niet bewezen dat er geen vorm van democratie kan bestaan zonder partijstelsel. Maar in Joegoslavië is het toch zo dat de Communistenbond - al heet die geen partij meer - de beweging is, waarvan alle kopstukken der regering lid zijn en die de algemene lijn in de buitenlandse en binnenlandse politiek bepaalt. En scherpe critiek op die algemene lijn wordt niet aanvaard. Om exact te zijn: er is nog één politieke partij, de ‘Republikeins-Democratische’ - de enige der vóóroorlogse partijen die het naast de Communistische tot op heden heeft uitgehouden; zij is onderdeel van de Socialistische Unie en geeft een blad uit; maar aangezien haar politiek geheel samenvalt met die der Socialistische Unie is haar bestaan vrijwel zinloos geworden.
De Joegoslavische communisten argumenteren dat het bestaan van meer partijen onnodig, een overwonnen standpunt is. Dit klinkt uit de mond van de heersende partij of groep altijd weinig overtuigend. Iets anders is, dat voor het goed functionneren van een partijen-democratie een lange democratische traditie, een intensieve opvoeding en bovenal een zekere homogeniteit en eenheid van de bevolking vereist zijn, die op de Balkan ten enenmale ontbreken. Het stelsel van democratische partijen in het Joegoslavië van na de eerste wereldoorlog heeft bij dit temperamentvolle volk geleid tot een wilde moordpartij in het parlement (1928), - tot wrede overheersing door de grootste ethnische en religieuze groep (de Serven), - tot de meedogenloze dictatuur van koning Alexander, - en tenslotte tot de afschuwelijke uitmoordingen tijdens de laatste wereldoorlog. Herstel op dit ogenblik van de politieke partijen zou een herleving der heftige politieke en
| |
| |
religieuze hartstochten te weeg brengen, die het land grote schade zou berokkenen en de huidige ontwikkeling te niet zou doen, - een ontwikkeling die leidt naar verdoezeling der onderlinge nationale tegenstellingen die bestaan tussen tussen de Serven en Kroaten en tussen de andere volken die tezamen Joegoslavië vormen. Deze ontwikkeling werd ingezet toen de nieuwgevormde partisanenregering tijdens de oorlog besloot, in tegenstelling tot het centralisme in het oude Joegoslavië, een federatie van betrekkelijk zelfstandige republieken op te richten, - al weer naar Sovjetrussisch voorbeeld. Pas na 1948 echter is de decentralisatie, het verlenen van grote bevoegdheden aan de zes samenstellende republieken en aan de lagere bestuurslichamen, sterk toegenomen. Hoewel sommige geëmigreerde Kroaten nog klagen over Servische overheersing in Tito's Joegoslavië, is de huidige nationale politiek eigenlijk een verwezenlijking van de oude decentralisatiegedachte, die juist de Kroaten aanhingen. Terwijl vroeger een felle haat en een verwijdering tussen de Serven en Kroaten, tussen Rooms-Katholieken, Grieks-Orthodoxen en Mohammedanen bestond en door sommigen werd aangewakkerd, zijn de tegenstellingen nu verbleekt, vooral onder de jongeren. Een zeker antagonisme van de Kroaten tegenover de Serven bestaat nog wel, maar dat heeft geen ernstig karakter. Kwetsbare en geladen nationale gevoelens zijn verschrompeld tot niet veel meer dan een normaal locaal-patriottisme. Dit is een der voornaamste positieve feiten der na-oorlogse ontwikkeling op de Balkan. Het beginsel van regionaal zelfbestuur en federalisme zal de homogeniteit van Joegoslavië meer bevorderen dan het vroegere, min of meer opgelegde centralisme. Weliswaar is bijvoorbeeld het culturele leven van Kroaten en Serven, van Zagreb en Beograd, nog tamelijk gescheiden, welhaast evenzeer als dat van Nederland en Vlaanderen; maar een integratie-proces is ontegenzeggelijk aan de gang. Het
Joegoslavisch gebied te integreren - een gebied dat de sterkste sociale en culturele contrasten van heel Europa omvat, waar de hoog ontwikkelde, Westers gerichte Slowenen gezamenlijk met de halfwilde, in Oosterse primitiviteit levende Sjiptaren wonen, waar drie hoofdtalen en nog zeker acht minderheden-talen worden gesproken - is een der moeilijkste en belangrijkste taken van het Joegoslavische bewind.
De verflauwing der binnenlandse nationale tegenstellingen is zeker mede te verklaren uit de geringere plaats die kerk en godsdienst in het huidige Joegoslavië innemen. Voor de oorlog bezat de Orthodoxe kerk een gepriviligieerde positie, en in het Westen van het land had de
| |
| |
Katholieke kerk een zeer sterk politiek en moreel gezag. De godsdienstkwestie was onverbrekelijk met de politiek verbonden. De religieuze tegenstellingen waren nog veel sterker dan zij bijvoorbeeld in ons land zijn, omdat het twee geheel aparte cultuurgebieden betreft, die vele eeuwen lang gescheiden zijn geweest.
Toen de partisanen de macht in handen kregen, ondergingen de kerken hetzelfde lot als in de andere Oosteuropese landen: confiscatie van bezittingen, onteigening van het grondbezit, arrestatie van vele kerkdienaren wegens collaboratie of tegenwerking en tal van vexatieve maatregelen. Hierin is de laatste jaren wel verandering gekomen. De kerken worden minder lastiggevallen, zij ontvangen enige regeringssubsidie. Men wil thans de verhouding van de regering tot de godsdienstige gemeenschappen op een nieuwe, geregelde basis stellen, waarbij men ervan uitgaat dat staat en kerk gescheiden moeten worden. Dit houdt o.a. in: het verbannen van godsdienstonderricht van de openbare school (alle scholen zijn overheidsscholen) naar een ruimte die aan de kerk behoort; verplichting van burgerlijke huwelijksvoltrekking vóór de kerkelijke inzegening; het niet toekennen aan de kerk van enige bevoorrechte positie in de staat. Een algemene tendens blijkt hieruit, de kerkelijke organisaties terug te dringen uit het openbare leven. Verschillende der genomen maatregelen zijn overigens slechts fasen van het saecularisatieproces, zoals dat in de Westerse landen al lang geleden heeft plaatsgehad. De priesterstand, als min of meer ongrijpbare categorie in de samenleving, moest naar de opvatting van Tito en de zijnen georganiseerd worden en een vaste plaats krijgen. Daartoe werden priesterverenigingen opgericht, een soort vakorganisaties, waar elke geestelijke lid van kon worden en op grond waarvan hij allerlei sociale rechten en dus ook (voor het eerst in de geschiedenis) staatspensioen zou krijgen. De Orthodoxe kerk legde zich in meerderheid hierbij neer, de Katholieke verbood haar clerus echter op straffe van excommunicatie lid van deze organisaties te worden. In het algemeen betoonde de Orthodoxe kerk zich, evenals in de Sovjet-Unie en overal elders, veel soepeler en meegaander. Hetzelfde geldt voor de Mohammedanen. De Rooms-Katholieke kerk daarentegen, die haar rechten
niet wilde prijsgeven (in een land, zó dicht bij Rome!), nam en neemt nog een onverzoenlijke houding aan, hetgeen tot wederzijdse tegenwerking leidt. Het Vaticaan voert een onafgebroken propagandacampagne tegen het Joegoslavische regiem. Omgekeerd bevat de Joegoslavische pers geregeld aanvallen op Rome. Nauw met deze politiek-godsdienstige machtsstrijd verbonden is de
| |
| |
politieke controverse tussen Joegoslavië en Italië, speciaal om Triëst; tijdens het recente conflict om die stad werd de bevolking, vooral uit de Orthodoxe gebieden, tot een fel anti-Italiaanse houding opgezweept.
Er is nu een wet op de religieuze gemeenschappen in voorbereiding, die de godsdienstvrijheid waarborgt en godsdienstdwang verbiedt - een codificering en sanctionnering der thans bestaande verhoudingen. De Roomse kerk heeft niet deelgenomen aan de voorbereiding hiervan (de besprekingen tussen haar vertegenwoordigers en de regering zijn mislukt).
Op religieus terrein heersen dus, althans in het Katholieke Westen des lands, zekere spanningen. Overigens bestaat op het gebied van het geestelijk en cultureel leven thans een grote mate van vrijheid, vooral in kunst en literatuur. Men ziet enigszins verachtelijk en spottend terug op de periode van gedwongen ‘socialistisch realisme’ in de kunst, de kunstenaar is thans vrij in de keuze en behandeling van zijn onderwerp. In de geesteswetenschappen overheerst nog het dialectischmaterialistische standpunt, dat echter met enige soepelheid wordt toegepast.
Aan de radicale veranderingen op politiek terrein zijn de laatste jaren nog radicaler maatregelen in het economische leven gepaard gegaan. Wij spraken reeds over de producentenraden; deze bestaan in elk dorp en elke stad en bevorderen de actieve deelname van de arbeiders en boeren aan de economische politiek van het land. Belangrijker is echter dat de regering, ernst makend met het voornemen om het communistische staatskapitalisme te vervangen door een socialistische economische democratie, in 1950 het besluit genomen heeft dat alle industriële ondernemingen - die in 1945 genationaliseerd en dus staatsbezit geworden waren - in handen der werkers zouden overgaan: ‘elke onderneming behoort aan hen die er werken’. Het gezamenlijk personeel van een fabriek (en hetzelfde geldt van een zadruga) is bezitter, kiest een bestuursraad, en deze weer een dagelijks bestuur. Daarin zitten meestal, naast de directeur, een ingenieur en enkele vertegenwoordigers der arbeiders. De directeur wordt door de werkers van de onderneming gekozen en kan door deze eventueel worden afgezet. Deze werkers beslissen ook zelf wat er met de ‘overwinst’ zal gebeuren - of deze voor investering e.d. gebruikt dan wel aan loon uitbetaald zal worden. Indien de onderneming met verlies werkt, moet ook dit door de werkers gedragen worden, maar er zijn minimum-loongrenzen. Zo is ieder bedrijf een zelfstandige eenheid. Het gevolg is dat de strakke centrale planning is verminderd en ge- | |
| |
deeltelijk vervangen door regionale planning en vrije productie van elk bedrijf (liberalisatie der industrie), terwijl de vrije concurrentie van bedrijven onderling weer is toegestaan. Men zou zich niet wanen in een zich socialistisch noemend land wanneer men de regionale omroepzenders op Franse en Amerikaanse wijze reclames hoort uitzenden, soms zelfs voor particuliere zaken. Naar bekend zijn kleinbedrijf en kleinhandel niet genationaliseerd geweest; zij hebben thans weer een
wat grotere armslag. Dit alles, zo wordt van officiële Joegoslavische zijde onderstreept, betekent geenszins een terugkeer naar het kapitalisme. De fabrieken, hoe zelfstandig ook, zijn toch altijd sociaal, en geen privé-bezit. Mogelijkheden tot speculeren, tot exploiteren van arbeidskrachten door particulieren enz. bestaan er niet. De banken blijven overheidsinstellingen.
Tegenover het beheer der fabrieken door de arbeiders staan wij Nederlanders nogal sceptisch. Welk een langzame en voorzichtige weg wordt bij ons niet bewandeld om werkelijke medezeggenschap der arbeiders in de bedrijven te bereiken! Welk een ontwikkelingspeil, verantwoordelijkheidsgevoel en inzicht der arbeiders zijn er niet vereist om hen te laten beslissen of mede-beslissen over zulke gecompliceerde vraagstukken als de rendabiliteit, de productieberekening, de winstbesteding en belegging enz. van een grote onderneming. En dan in dat onder-ontwikkeld land, waar de geschooldheid der arbeiders nog zo ver ten achter staat bij het Westen.... Men gaat er in Joegoslavië echter van uit dat democratie, d.w.z. deelneming van de massa aan het leidinggeven, op welk gebied ook, slechts door de practijk geleerd kan worden. De vele fouten, die ongetwijfeld voorkomen, zullen tot lering dienen en op den duur kunnen worden vermeden.
Dit artikel kan slechts een zeer oppervlakkig beeld geven van het vele nieuwe, dat zich de laatste drie, vier jaar met voor de bevolking zelf haast niet te volgen snelheid in Joegoslavië voltrokken heeft. De hier genoemde verschijnselen leiden echter tot de conclusie dat de volken van Joegoslavië thans een mate van democratische vrijheid en ontplooiingsmogelijkheid genieten als zij nooit eerder gehad hebben, en dat in dit land een ernstige poging gedaan wordt, een socialistische en democratische maatschappij op te bouwen. Het valt daarom te betreuren dat in ons land nog vrij vaak een ongeïnteresseerde, sterk sceptische of zelfs geheel afwijzende houding jegens het Joegoslavische experiment wordt aangenomen. Joegoslavië geniet thans meer aandacht door zijn ongerepte natuurschoon, dat een snel groeiende massa toeristen trekt, dan door haar nieuwe sociale, economische en politieke
| |
| |
orde; maar deze laatste zal ongetwijfeld meer en meer van zich doen spreken, wanneer tenminste een vreedzame ontwikkeling blijft voortduren, die de Balkan zo weinig gekend en zo hard nodig heeft.
|
|