De Nieuwe Stem. Jaargang 8
(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 669]
| |
Ex librisJ. Lindeboom, Een franc-tireur der reformatie Sebastiaan Franck, in de serie Gastmaal der Eeuwen, Arnhem, 1952, 54 blz.Met zekerheid kan ik het niet zeggen, maar ik geloof niet, dat wij al een essay over, laat staan een biografie van Sebastiaan Franck rijk waren, door een Nederlander in het Nederlands geschreven. Vreemd genoeg welbeschouwd, want de invloed die Seb. Franck, de Duitse spiritualist uit het begin der Hervorming, via Coornhert, op onze geestelijke habitus geoefend heeft, is slechts met één woord uit te drukken: onmetelijk, en dat bepaaldelijk niet alleen in de zin van onmeetbaar. Indien wij met onze eigen woorden - en in het kort - zijn betekenis voor het Europese geestesleven in het algemeen zouden moeten aanduiden, zouden wij het nu zó willen zeggen. De afwijking van het Algemeen Menselijk Patroon, die zich op het einde der Middeleeuwen in ons werelddeel voordoet, wordt o.a. gekenmerkt door drie veranderingen in de drie voor de samenleving zo wezenlijke begrippen: tijd, arbeid en autoriteit. Het eerste, het moeilijkste, is nog amper ontgonnen terrein; over het tweede handelde ik in dit tijdschrift van Oct./Nov. '52Ga naar eindnoot*; over het derde gaat het hier. Luther heeft het gezag van de Kerk getrotseerd, maar hij heeft dat van de Bijbel er voor in de plaats gezet, terwijl hij dat van de vorst liet voor wat het was. Aan het feit dat zij mèt Luther de autoriteit van de Paus loochenden, maar, verder dan Luther, boven het gezag van de Schrift en de vorst dat van eigen innerlijke stem stelden, ontlenen zowel de vrijgeesten als de wederdopers van de 16de eeuw hun belang. Door zijn huwelijk beland in een Dopers milieu, ontwikkelde Franck zich tot een der origineelste vrije geesten, zich daarmee a.h.w. een dubbele aanspraak verwervend op een blijvende naam in dat proces, waarbij Europa aan het begin van de Nieuwe Tijd de mensheid een nieuwe weg deed inslaan. Dit onvervangbaar belang van Seb. Franck heeft Lindeboom, in het algemeen uiteraard, maar tegelijk typerend uitgedrukt in zijn woordspelende ondertitel: Franck-franc-tireur. De redactie van het ‘Gastmaal der Eeuwen’, kan zich, dunkt ons, gelukkig prijzen, zowel dat zij deze figuur in haar biografisch-historische reeks heeft opgenomen, alsook dat zij een zo bij uitstek deskundige als prof. Lindeboom bereid vond, die voor haar te behandelen. Hij deed het zó, dat men moet zeggen, dat men binnen dit bestek niet meer had mogen verwachten. Ook de niet-theologische lezer kan bij voldoende inspanning het betoog volgen dat desondanks niet oppervlakkig werd, en wanneer wij persoonlijk over Franck's geschiedfilosofie wel meer hadden willen horen, is dat inderdaad een persoonlijke en als zodanig misschien nog geen gerechtvaardigde wens. J.R. | |
Quakers visit Russia, ed. by Kathleen Lonsdale, uitg. van het Friends Peace Committee, z.j.Dit is een verslag van het bezoek van een groep Britse Quakers aan de | |
[pagina 670]
| |
Sovjet-Unie in 1951. Op een uiterst critiek ogenblik in de koude oorlog tussen Oost en West namen de Quakers, getrouw aan hun traditie van verdraagzaamheid en vredelievendheid, het initiatief tot een zodanig bezoek. Het werd door de Russische autoriteiten gunstig ontvangen en leidde tot een uitnodiging door de Sovjet Vredesraad. Hoewel de omstandigheden sindsdien wel enigszins veranderd zijn, zowel door een opmerkelijke ontspanning in de internationale verhoudingen als door een ook tot de buitenwereld doorgedrongen voortgezette stijging van het Russisch levenspeil, vormt het boekje nog steeds nuttige lectuur. Het verslag is met een uiterste zorg en voorzichtigheid samengesteld en geeft blijk van een ernstig streven naar objectiviteit en begrip. Voor wie enigszins bekend is met serieuze litteratuur over de Sovjet-Unie bevat het verslag niet zoveel verrassends. Zowel de tekortkomingen (bijv. nog een groot tekort aan woonruimte, mede als gevolg van de oorlog) als het vele positieve (bijv. de fantastische bouw-activiteit) krijgen de volle aandacht. De algemene indruk van de groep was, dat het levenspeil van de arbeiders in de Sovjet-Unie nog wel achterstaat bij dat van Engeland, maar veel minder dan men over het algemeen aanneemt. Het belangwekkendst is misschien nog de weergave van de vele pogingen van de zijde der delegatie ondernomen om tot wederzijds begrip te komen. De Quakers waren verrast te ontdekken, dat er niets viel te merken van gevoelens van ontevredenheid of van een beseft tekort aan vrijheid. Hiermee hing ook samen, dat het hun practisch onmogelijk bleek, bij de talrijke Russen die zij spraken begrip te wekken voor westerse standpunten of voor elementen van de westerse politiek die niet met het Russische denkpatroon overeenkwamen. Dit gemis bij de Russen van het zintuig om zich in de gedachtengang van de ander in te leven was wel de grootste hinderpaal, waarop zij bij hun missie stuitten. Nu moet men vooral de sterkte van dit zintuig bij ons in het Westen niet overschatten. Maar tenslotte hebben wij onze Quakers. En daarom kunnen wij de eindindruk van dit boekje als volgt samenvatten: het Russische volk komt veel minder tekort dan wij wel denken. Een ‘Voice of America’ is wel het laatste wat zij nodig hebben. Wat zij wèl tekort komen, moge blijken uit hetgeen wij hun met nadruk toewensen: dat er ook uit hun midden een aantal Quakers mogen opstaan, of althans een groep mannen en vrouwen, die denken en handelen als Quakers. W.F.W. | |
Dr G.H. Blanken, Glorie der Griekse Middeleeuwen. Anna Comnena 1083-1148, in de serie Gastmaal der Eeuwen, Arnhem 1953, 68 blz.Het is een gelukkige gedachte van de redactie geweest, ook een deeltje in haar reeks aan Byzantium te wijden. En het is een gelukkige gedachte van de schrijver dezer Byzantijnse bijdrage geweest, daarvoor de figuur van de geschiedenis-schrijvende keizersdochter te kiezen, die tijdens een der hoogtepunten van de Byzantijnse geschiedenis leefde en wier werk tevens een der hoogtepunten van de Byzantijnse geschiedschrijving vormt. Eenmaal aangenomen dat men ook deze beschavingskring via een persoon wilde belichten, had men moeilijk een betere keuze kunnen doen, ofschoon op zichzelf het oorspronke- | |
[pagina 671]
| |
lijke ook dezer overigens zo traditionalistische cultuur beter aan haar beeldende en bouwkunst te demonstreren ware geweest. Ook tegen de verwerkelijking dier gedachte hebben wij geen bezwaar. Ik zie de historicus nog niet, die er meer van gemaakt zou hebben dan de filoloog hier deed. Of het moest dan zijn dat de schr. door onbekendheid met Toynbee's theorie van ‘withd-rawal-and-return’ de gelegenheid verzuimd heeft de geestelijke prestatie van Anna Comnena in een breder kader te plaatsen. Het is immers zo'n fraai voorbeeld van sublimering ener frustratie, van dat blijven-voortleven in de vorm van een in gedwongen of gewilde afzondering geschapen levenswerk, niet ondanks, maar juist dankzij de mislukking in het leven zelf. Een klein bezwaar tenslotte hebben wij tegen de titel. Bij Griekse Middeleeuwen zal juist de algemeenhistorisch geschoolde lezer eer aan de tijd van Homerus dan aan die van Anna Comnena denken, al laat zich de titel binnen het raam der Byzantijnse geschiedenis, ook weer wel verdedigen. J.R. | |
Alja Rachmanowa, Die Liebe eines Lebens (Pauline Viardot Garcia und Iwan Turgenjew) Verlag Huber & Co. Aktiengesellschaft Frauenfels, 1952.Er is een tijd geweest dat Turgenjew (1818-1883) de meest gelezen en meest bewonderde schrijver in Rusland en West-Europa was. Later is hij overvleugeld door Tolstoi en Dostojewsky. Dit neemt niet weg dat zijn werk tot op deze tijd telkens opnieuw wordt herdrukt en vertaald en dat studies en biografieën over hem blijven verschijnen. Een van de veelbesproken dingen in zijn leven was zijn liefde voor Pauline Viardot die hij in Petersburg leerde kennen (1843) en voor wie hij Rusland verliet om zijn leven lang in haar nabijheid te zijn en vele jaren in haar gezin ‘aan de rand van het nest’ te wonen. Een slaafse liefde waaraan hij zich meermalen trachtte te ontworstelen, maar waar hij niet tegen op kon. Zij was zijn Schicksal. Hoe deze verhouding precies is geweest, zal wel nooit geheel worden opgehelderd, daar Pauline haar brieven aan Turgenjew heeft vernietigd en die van T. aan haar wel, maar na censuur, heeft laten verschijnen. Aan deze verhouding nu heeft Alja Rachmanowa een uitvoerige ‘historische’ roman gewijd die blijkens een respectabele litteratuurlijst van brievenverzamelingen, memoires enz. op heel wat lectuur berust. Op ouderwets romantische wijze zijn tal van authentieke gegevens vaak iets te gewild en opzettelijk, maar soms ook wel kunstig tot een verhaal samengevoegd, waarbij alle gemoedsbewegingen en overleggingen zo breedvoerig worden toegelicht, dat er voor de fantasie van de lezer weinig of niets overblijft. Van Turgenjew is, gegeven al de feitelijkheden, nog wel een beeld uit de verf gekomen, al wordt aan tal van kanten van zijn persoonlijkheid door eenzijdige toespitsing op de liefdesverhouding geen recht gedaan. T. was nog wel iets meer dan l'homme le plus triste, zoals Pauline hem gaarne noemde en waarop Rachmanowa te zeer nadruk legt en stellig wordt ook te weinig aandacht gegeven aan het feit dat Turgenjew madame Viardot ook als zijn boze daemon beschouwde, zoals uit zijn oeuvre en uit woorden op zijn sterfbed kan worden opgemaakt. De diepte-psychologie is hier niet toegepast. Maar erger is de ver-tekening van het beeld van Pau- | |
[pagina 672]
| |
line. Volgens vrijwel de gehele omgeving van T. was de verhouding aanvankelijk liefde, later vriendschap, terwijl zo goed als vast staat dat een der kinderen van madame Viardot (Claudie) van Turgenjew was. On aanvaardbaar is dan ook de voorstelling die Rachmanowa van haar geeft en soms zelfs schoolmeesterachtig als van de brave trouwe echtgenote, die verstandig en beheerst, zakelijk over Turgenjew moedert, niet anders dan over zijn werk praat, hem van zich afhoudt en maar een heel enkele maal laat doorschemeren dat zij van hem houdt. Waarmede niet ontkend wil zijn dat Pauline Viardot grote invloed op Turgenjew ook als kunstenaar heeft gehad. Ons eindoordeel moet wel zijn dat dit boek over het overigens uitermate boeiende leven van Turgenjew, ondanks de ijver er aan besteed, weinig bevredigend is. K.F. PROOST. |