De Nieuwe Stem. Jaargang 8(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 638] [p. 638] G.J. Resink Bader in zee Hij staat tot aan zijn heupen in de golven, maar half een mens en half een stronk koraal, waar zich het weekdier in de schelpenschaal der schaam door zeewier en de drift laat kolven. Komt dan het schuim de tors nog overplenzen, dan wordt hij iets als uit een oud verhaal, voorgoed ontkomen aan de verre mensen behalve aan mij, die in een vreemde taal van hem getuig - maar in hem ademhaal. [pagina 639] [p. 639] Bosbranden De bergen roken van de wilde vuren, waarmee alom het bos wordt weggebrand en ik lig aan een bosrand uit te turen en voel mij al van buiten aangerand. Maar ook het oerwoud ìn mij moet verduren dat zich een teed're maar verwaten hand daaraan vergrijpen komt in alle kuren van angst en luiheid uit een lager land. Neen, moet ik toch eens worden uitgebrand, geef goden dan dat ik uit èigen vuren en èigen hout stil oprook in de azuren luchten, waarboven zich uw hemel spant in de oude geurigheid... [pagina 640] [p. 640] Sundatrog Waar zeeën en vulkanen eeuwig botsen langs de bewogen rand van oceaan en archipel, daar ruist het oerbestaan uit bergrivieren en sirenerotsen om allen, die mijn drift trachten te trotsen langs al de kusten, die mijn diepte ingaan, te overleven tot het laatste klotsen voor het uiteindelijke òndergaan. En toch, en toch, ik heb hem voortgebracht en houd van hem die mens met zijn gedachten, die me overvaart tot in zijn zwartste nachten en mij - die ganse platten kan ontwrichten - doorgronden zal tot in mijn diepste schacht en al mijn schatten vangt in zijn gedichten. Vorige Volgende