Kort bestek
Ollie B. Bommel en de Hoge Academische Raad
Wie in het avondblad van Maandag 21 September de rectoraatsoverdrachten aan de universiteiten en hogescholen gelezen heeft, zal, als wij, getroffen zijn door het feit, dat er geen scheidende rector was zonder klacht. Laten wij hopen, dat de optredende rectores begrijpen, dat al die klachten evenzoveel opdrachten voor hen betekenen.
Maar is dat, zal de ervarene zeggen, dan iets nieuws? Is dat niet elk jaar opnieuw het geval? Er zou inderdaad geen reden voor zijn er bij stil te staan, ware het niet, dat dit jaar de klachten allen één oorzaak hadden: gebrek aan geld.
Door de een immers is geklaagd over de honorering en pensioenering der hoogleraren, door de ander over de concurrentie van industriële laboratoria, door een derde over gebrek aan, door een vierde van studenten en door een vijfde tenslotte over de onmogelijkheid om buitenlandse gasten op waardige wijze te ontvangen. Alle euvelen, die door geld en, vergeleken met de kosten onzer bewapening, niet eens veel geld, zouden te verhelpen zijn.
Er is nog altijd een wetsontwerp voor een Hoge Academische Raad in voorbereiding, waarmee men noch in de Leidse noch in de Utrechtse noch ook in de Amsterdamse Academische Senaat veel op heeft, om het zacht uit te drukken. Zou er niet iets voor te zeggen zijn - aldus onze gedachte bij het lezen van al die in wezen finantiële klachten - die raad te vervangen door de aanstelling van Ollie B. Bommel, de enige Heer nog ‘voor wie geld geen rol speelt’, als Opperkanselier van al onze inrichtingen van Hoger Onderwijs? Tom Poes zou er gauw genoeg achter zijn, waar de schoen 'm wringt en er ook wel iets op weten.