gebogen, van tijd tot tijd naar buiten starend, de kippen van Firmin, m'n buurman zich in de boomgaard zonnen. Op de rand van het dak zaten duiven te wachten tot ze gevoerd zouden worden.
Plotseling hoorde ik de kreet van een zwaluw, eerst eenmaal, daarna nog drie, vier maal vlug achter elkaar. Angstig en doordringend. Het leek wel een signaal, want terstond daarna vluchtten de kippen haastig en opgejaagd het hok binnen en vlogen de duiven met rappe vleugelslag naar hun til. Op hetzelfde ogenblik zag ik de vijand: een buizerd, die boven de boerderij cirkelde, op zoek naar een prooi. Ook ik begreep toen de kreet van de zwaluw en dat ze de anderen gewaarschuwd had. Er bestond dus - zelfs onder vogels van diverse pluimage - een soort van solidariteit, wanneer er gevaar dreigde.
Die gedachte was nieuw voor me en hield me bezig en ik ging naar buiten om te zien, of het de roofvogel niet toch nog gelukt was, om hier in de buurt z'n slag te slaan.
Dezelfde dag, tegen het vallen van de avond kwam Jean langs, de oude stroper, bij wie de houthakkers en de jongens van de zagerij zich Zaterdags steeds laten knippen en die tevens kunstige manden vlecht en altijd beweert, vroeger jachtopziener te zijn geweest. Hij had een wild zwijn, dat hij op z'n aardappelveld had geschoten, op z'n krakende handkar en wilde het dier nu aan een hotelhouder in La Roche gaan verkopen. Z'n rossige hond sprong voortdurend tegen de kar op en blafte aanhoudend.
‘Een zwaar dier, Jean.’
‘Een solitaire, monsieur, een enkeling. Evers zonderen zich vaak af en worden dan dikwijls gevaarlijk voor de anderen. Ook voor zichzelf trouwens, want afzondering betekent meestal ondergang. Tenminste bij de wilde zwijnen, monsieur, en waarschijnlijk bij de mensen ook.’
Daarna floot hij Pluto, z'n hond, die intussen achter een kat aanrende en vervolgde z'n weg, ietwat hinkend, want hij was enige dagen tevoren in één zijner strikken verward geraakt en in een greppel gevallen.
Dagenlang bleven de woorden van de oude man in me hangen, want m'n studie van mieren en bijen had me eveneens geleerd, dat zich-afzonderen in strijd is met de wetten der natuur, dat de drang naar gemeenschap overheerste.
Toen gebeurde het, dat ik een ochtend - heel vroeg, het was nog niet eens helemaal licht, zware voetstappen op de weg voor het huis hoorde. Ook de volgende ochtend hoorde ik ze en daarna iedere