Bonae literae
George McT. Kahin, Nationalism and Revolution in Indonesia, Cornell Univ. Press, Ithaca (N.Y.), 1952.
De schrijver, een jonge Amerikaanse geleerde, heeft van medio 1948 tot medio 1949 voor studiedoeleinden in Indonesië doorgebracht, daartoe in staat gesteld door een beurs. Tot aan de tweede militaire actie bevond hij zich te Djokja, daarna bezocht hij verschillende Malino-gebieden. Kahin toont in zijn werk een zeer scherp waarnemingsvermogen, en hij heeft er klaarblijkelijk slag van mensen uit de meest uiteenlopende groepen aan het praten te krijgen. Voor de periode, gedurende welke hij in het land verbleef, geeft zijn boek een meesterlijke analyse, waardoor met name onze kennis van de gebeurtenissen, voorafgaand aan de Madioen-opstand, en van de achtergronden van de Malino-politiek aanzienlijk wordt verrijkt. Ook het meer historische gedeelte van Kahin's beschouwingen is in vele opzichten zeer de moeite waard, o.a. doordat hij studie heeft gemaakt van officiële Indonesische bronnen. Maar hier wreekt zich toch telkens de methode van een te veel afgaan op mondelinge gegevens van vooraanstaande personen. Het gedeelte over het vooroorlogs Indonesië bevat tal van onnauwkeurigheden. Zo zijn bv. de beschouwingen op blzz. 29 e.vv. en 54 over het vooroorlogs onderwijs zeer aanvechtbaar en soms apert onjuist of tegenstrijdig. Op blzz. 73 e.vv. vindt men een verwarring tussen de radicale I.S.D.V. en de meer gematigde I.S.D.P. Ook de beschouwingen over de Japanse bezetting zijn vrij onvolledig en ten dele aanvechtbaar. Wat de eigenlijke revolutionnaire periode betreft, naast zeer verhelderende gegevens over de rol, die Tan Malaka en zijn beweging hierin speelde, vindt men een aantal ernstige vergissingen, vooral wat betreft de volgorde der gebeurtenissen. Een belangrijk tekort is, dat het Politieke Manifest van Hatta van 1 November 1945, terloops vermeld op blz. 278, nergens wordt behandeld.
Hoe dichter men bij 1948 komt, de periode waarin de schrijver als persoonlijk waarnemer der gebeurtenissen kon optreden, des te beter gedocumenteerd hij voor den dag treedt. Maar ook waar de schrijver, wat de details betreft, minder nauwkeurig te werk is gegaan, wordt men gewoonlijk getroffen door een scherp inzicht in de sociale achtergronden en de algemene politieke machtsverhoudingen.
Voor de periode na medio 1949 wordt het boek weer minder bevredigend. Het verhaal verliest hier weer het cachet van persoonlijke waarneming en beleving, en wordt tot een vrij eenzijdige apologie van de ontwikkeling, die in Augustus 1950 leidde tot het ontstaan van een eenheidsstaat.
Ondanks deze en dergelijke bezwaren blijft Kahin's werk echter een bijzonder waardevolle aanwinst voor onze historische litteratuur, die naast de nadelen ook in sterke mate de voordelen biedt van de gebezigde onderzoekmethode, waarbij de bronnenvorsing wordt aangevuld door het persoonlijke gesprek.
W.F.W.