Ex libris
Rolf Italiaander, Ruïnes en visioenen. Duitse na-oorlogsliteratuur. (Paria-Reeks. De Driehoek. 's Graveland 1952).
Was het tijdens de oorlog ondoenlijk om erachter te komen, of en wat er aan verzetswerk in het Duitsland van Hitler werd geschreven en verbreid, nog altijd is het moeilijk zelfs een terugblik hierop te kunnen werpen, hetzij dat zulk werk hier niet is bekend geworden of er nog weinig van werd gepubliceerd of, wat de gegevens toch wel tegenspreken, weinig van bestond. Maar ook van de na de oorlog in Duitsland geschreven literatuur is hier over het geheel weinig doorgedrongen. De dubbele weerstand van Duitslands bezet en in tweeën gescheurd zijn en van het moeizaam herstel van een geestelijk leven op vrije voeten zullen daarvan tezamen als oorzaken moeten gelden.
Van veel belang is daarom het verschijnen van deze bloemlezing uit Duitse literatuur van na de oorlog, alleen al om ons te kunnen oriënteren. Zulk een werk in Nederlandse vertaling, als eerste hernieuwing in onze taal van het contact met de Duitse letterkunde, luistert natuurlijk zeer nauw, en het is daarom te waarderen dat de bloemlezing niet zo maar een keuze van Duitse prozastukken bevat, maar vrijwel uitsluitend fragmenten waarin de vragen van dood en leven, schuld en boete, vrijheid en toekomst essentieel en direct gesteld worden. Wel zou men nog wat scherper selectie hebben gewenst, waardoor enige figuren zouden zijn weggelaten die men ook tot de zgn. ‘innere Emigration’ met goede wil niet voldoende rekenen kan, al moet men erkennen dat de verdere evolutie van zulke oorspronkelijke geesten als Gotfried Benn en Ernst Jünger ons ook ondanks hun afdwalingen kan boeien. Maar wij mogen niet vergeten, met de titel Ruinen en visioenen voor ogen, dat de materiële verwoesting van Duitsland een direct gevolg van verraad of verloochening van de Duitse geest is geweest. Intussen geeft de titel te kennen, dat deze fragmenten oordeel en bezinning, rekenschap en obsessie van jongste verleden en naaste toekomst bevatten. En wij komen hier een aantal voor ons nieuwe namen tegen en ook tal van stukken die voor deze bezinning een positieve bijdrage leveren. Als wij moeten aannemen dat schrijvers van die geest in Duitsland niet anders dan in de minderheid en in het gedrang kunnen zijn, dan is het aan het Nederlandse geestesleven, hun een morele achtergrond te bieden zoals weleer Duitsland economisch òns achterland was. Bijzonder treffend zijn met het oog hierop Ricarda Huchs rede van 1947, Manfred Hausmans brief over het weerzien van Rembrandts Apostel Paulus, en, in zijn algemeenheid over de mens als twijfelachtig phenomeen, Nossacks Rapport van een vreemd wezen over de mensen.
A.D.