de senator hier ten voeten uit getekend zien. Er is wel geur, maar geen heerlijkheid aan. Kerr's stuk is merkwaardig, niet zozeer om wat er wel, als om wat er niet in staat. Kerr is namelijk getroffen door het feit, dat hij hier in Europa zoveel over deze man te horen kreeg en vraagt zich nu af, wat daarvan wel de reden mag zijn. Hij somt er verscheidene op; de voornaamste daarvan zijn deze. In de eerste plaats, de mening die hier zou heersen, dat McCarthy een grote invloed op de buitenlandse betrekkingen van de Ver. Staten heeft of toch zal hebben. Wij hier zouden hem dan zien als een isolationist, als iemand voor wie elke vreemdeling, als zodanig, een vijand is. Een tweede reden is, dat het verschijnsel McCarthy iets totaal nieuw voor ons zou zijn, dat wij ons een afgevaardigde of senator hoogstens kunnen voorstellen als leider van een oppositie en niet als iemand met directe invloed op het regeringsbeleid. Een derde, dat, omgekeerd, de figuur van McCarthy juist niet zou stroken met onze voorstelling van een Amerikaanse politieke leider. Kortom: wij zouden hem niet begrijpen en daardoor hem vrezen.
Verspilde scherpzinnigheid. Kerr zegt zelf, dat van al die antwoorden, geen enkele op zichzelf afdoende is. Dat kan uitkomen, want geen van de genoemde redenen treft o.i. de roos. De zaak is, dat zij al te vernuftig zijn - en de werkelijkheid, dit keer, heel eenvoudig.
McCarthy is voor ons niet iets nieuws, maar integendeel iets heel ouds. En McCarthy is voor ons geen individuele waanzinnige-met-toevallig-invloed, maar iemand wiens invloed op zijn waanzin berust en van die waanzin leeft. Van de heksenjacht namelijk weten wij in Europa alles af. Waar wij haar aantreffen in de oudere Amerikaanse geschiedenis - in ‘The Scarlet Letter’, om het beroemdste voorbeeld te noemen, meesterlijk verbeeld -, zagen wij haar als een kwade erfenis, met de eerste immigranten uit Europa meegereisd, tegelijk met de ratten op het schip.
En wat zien wij nu? Niet alleen, dat zij ook in de Ver. Staten nog bestaat, maar zelfs dat zij er virulenter is - en invloedrijker - dan wij haar zelfs ooit gekend hebben. Is onze schrik en afkeer hiermee niet afdoende verklaard? Schrikt men, in het algemeen, wel van iets méér en heeft men méér afkeer van datgene, dat men als eigen zonde herkent en nu elders in nog afstotender vorm ziet herleven? Het is toch een algemeen bekend psychologisch verschijnsel, dat men die fouten het meest verafschuwt, die men zelf heeft of gehad heeft.
Wat zich in de tegenzin tegen McCarthy derhalve uit en haar - gelukkig - zo onoverwinnelijk maakt, is de desillusie, dat de Ver. Staten zich niet vrij hebben weten te houden van een geestesgesteldheid die