De Nieuwe Stem. Jaargang 8(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 371] [p. 371] J.W. Schulte Nordholt Leven Wat doen jullie daar op de aarde? Wij leven, wij rijden op fietsen de straten door. Wij kijken de vogels die langs komen zweven zuchtende na. Zij roepen ons, hoor! Wij luisteren naar ze, één en al oor. Wij zitten aan tafel, wij praten en eten, wij schrijven de dromen van 's nachts in de dag. Wij zouden zo graag van de hemel weten, de hoge hemel, maar iets als het mag. Wij leggen de voeten straks bij elkaar, dan worden wij aarde en langzaam vergeten, dan vliegen de vogels op uit ons haar. [pagina 372] [p. 372] Danseres van Degas Zij zal zich zometeen wel gaan bewegen, zij wacht alleen maar op het hemels sein. Zij heeft van deze aarde meegekregen aarde uit aarde, droom uit droom te zijn. Zij wacht alleen maar op het hemels sein. Zij staat gelaten in de grijze regen van de museumzaal, wat triest en klein en heft het blind gezicht de hemel tegen om de ontroering van wat zonneschijn. De hemel zwijgt zoals hij heeft gezwegen en niemand is de aarde ooit ontstegen, God sta ons bij dat wij maar mensen zijn. [pagina 373] [p. 373] Het water Het water was vandaag in alle staten van vrolijkheid, het kan niet zonder mij. Als ik er langs ga, roept het uitgelaten mij aan, het laat mij nauwelijks voorbij, het lokt mij altijd naar een overzij. Die er niet is. En lachen is en huilen vlakbij elkaar, hoor hoe het water schreit. Men kan zich aan geen oever meer verschuilen, het water is een zee van eenzaamheid. Vannacht blijft weer van 't leven niets dan spijt. Het water wast. Ik hoor in zware dromen het ruisen in de kruinen van de bomen. Uit een binnenkort te verschijnen bundel ‘Tijd voor Eeuwigheid’. Vorige Volgende