Exlibris
Dr P.J. Bouman, Revolutie der eenzamen. Spiegel van een tijdperk. Assen, van Gorcum & Comp. - G.A. Hakke & Dr H.J. Prakke, 1953. 454 blz. f 6.90.
Prof. Bouman, socioloog en historicus, heeft het aangedurfd, het lezerspubliek een spiegel van de laatste halve eeuw voor te houden, die een historiebeeld geeft dat in meer uitgesproken zin een visie op dit tijdperk wil zijn. Eigenlijk deugt het woord spiegel dan ook niet, omdat het beeld meer een bewegend beeld is, een soort geschreven filmjournaal. Hij onderneemt het experiment geen gesloten logisch betoog te houden, maar laat een reeks gebeurtenissen of opnamen simultaan in hun symbolische betekenis voorbijtrekken, vrijwel zonder verklaring en zonder dat het verband wordt aangeduid of ondersteld zelfs. Er zijn echter knooppunten in dit gebeuren, die onder het licht der schijnwerpers vallen.
De auteur is niet een beschouwer, maar een schouwer, zegt hij van zich zelf. Er zit ongetwijfeld iets aantrekkelijks in dit procédé, dat de lezer kan boeien, omdat hij als het ware het verleden als opnieuw geactualiseerde werkelijkheid beleeft. Maar de lezer heeft wel te bedenken, dat, wat hij hier ‘ziet’, door de auteur toch eerst beschouwend is gekozen. Trouwens, wat zou men anders ook meer te zien krijgen dan een kaleidoscoop. De visie die de auteur wil geven is dus bepaald door wat hij uit de overstelpende veelheid, als voor het tijdperk typerend, als symbolisch, zich heeft zien voltrekken. Het is niet wel mogelijk uit al het gebodene voorbeelden te geven die de keuze illustreren. Ze is veelzijdig uiteraard en ik wil hier gaarne mijn respect betuigen voor het kiezen, keuren en ordenen van wat hier is bijeengebracht, ook al zou men voor het een en ander dat hier met enige uitvoerigheid is weergegeven, graag iets anders in de plaats hebben gezien.
In het algemeen is deze visie, die juist zozeer in haar gezichtsveld de groeiende totaliteit van onze wereld moet vatten, volgens mij te Westers. Het is opvallend bijvoorbeeld, dat, ofschoon Korea nog wel in dit boek ter sprake komt, de eigenlijke ontwaking van Azië weinig of niet in het beeld treedt. Dat iemand als Kagawa in Japan tweemaal ten tonele komt, maar het ontstaan van het communistisch China, de onafhankelijkheidsverwerving van India en Indonesië niet aangeroerd worden, lijkt mij voor de christelijk-westerse visie typerend. Ook hadden wij bijv. wel iets willen weten van de acties van de wapenfabrikanten en hun belangengemeenschappen en iets meer over de financiële machten in de wereld, waarvoor het vredesschip van Ford in 1915 bijv. best verzwegen had mogen worden. Het is natuurlijk gemakkelijk om op de keuze aanmerkingen te maken, maar dan zouden we de hoofdzaak miskennen. Het gaat de auteur er om een uitbeelding te geven, waarin niet alleen feiten, maar niet minder verbeelding en zelfs droom meedoen. Dit wordt gerechtvaardigd, zegt de schrijver, in het lijden dezer eeuw. Dit lijden - alle eeuwen hebben geleden, zou men kunnen zeggen -, specifiek voor onze tijd, is, als ik de schrijver goed heb begrepen, de dubbele vereenzaming, die van de leiders en ook van de scheppende geesten, én die van de geleide en toch verlaten velen.