| |
| |
| |
Jan van Zutphen
Uit fel bewogen tijd
De Aprilstaking
(Na Victorie de Nederlaag)
De Aprilstaking, het verzet tegen de dwangwetten der Nederlandse Regering, eindigde met een dramatische nederlaag.
Het voorbeeldig, ordelijk gedrag van de stakende transportarbeiders bij de Januari-staking, hun rustige onwankelbaarheid, scherp afstekend tegen de hooghartige, uittartende houding van de Spoorweg-Directie c.s., werd in Regeringskringen met troebele ogen bezien. Men had daar geen oog voor de strakke-zelfdiscipline, welke uit die strijd sprak; en waardeerde blijkbaar, de bescheiden eisen, door de organisaties der werklieden gesteld, in 't geheel niet. Wat in de hogere regionen dwars zat, was de Victorie, welke in eensgezindheid bevochten werd door spoorweglieden, dokwerkers, veemarbeiders, schuitenvoerders, sjouwers, enz. Men had in de kringen van Het Gezag, het trotse hoofd moeten buigen voor de alleszins redelijke eisen van het ‘ruwe plebs’; ‘het stomme Jan Hagel’, dat men vroeger kon toesnauwen: ‘trek je poot bij!’ Van die troep hongerlijders met hun Vereniging ‘Recht en Plicht’ vorderde men, hun Voorzitter en leidsman, Janus Wessels, ‘het bos in te sturen’ vóór men bereid was zich met de organisatie te onderhouden.
De onwrikbare houding der stakers, had de hoogzittende heren gedwongen, die eis in te trekken.
Daaruit werd geboren ‘de Prestige Kwestie’ met de nasleep daarvan.
Alle gezagskringen in Den Haag, met Dr Kuyper aan het hoofd, alle Publiciteitsorganen, welke de opkomende Socialistische Beweging bekampten, alle spitsburgers in bedrijf, industrie en handel, voelden een ‘prop in de keel’, toen de Januari-staking slechts even te zien gaf, de kracht van het eensgezinde proletariaat. Dáárom werd de kneveling voorbereid, ‘het Prestige’ moest worden hersteld. Het was het verzet van de machtigen, tegen een opkomende nieuwe macht, welke geknot moest worden. Die nieuwe macht, had een schrikwekkend revolutionnair slagwoord gebezigd; voor de slaven van de arbeid: ‘Gans het raderwerk staat stil, als Uw machtige arm het wil’.
Een treffende prent van de gevoelvolle kunstenaar Albert Hahn Sr.
| |
| |
bracht sterk suggestief dat woord in beeld. Die plaat ging door heel ons land en riep bij het verslagen gezag gevoelens op tot weerwraak. En zij verheugden zich, toen hun onverzoenlijkste vertegenwoordiger ‘Abraham de Geweldige’ zijn dwangwetten ontwierp.
De voorbereiding der dwangwetten, waarbij de spoorwegslaven een Stakingsverbod zou worden opgelegd - werd door hen - na het waardig verloop van de Januari-staking - als een bijzondere krenking gevoeld, en, niet alleen door hen. Daartegen werd Verweer noodzakelijk!
De vreugde over het behaalde succes sloeg om in een verbeten grimmigheid, vooral tegen Dr Kuyper, de Christen-Democraat, ‘de man der kleine luyden’, die eenmaal in zijn blad De Standaard schreef: ‘Er is de arbeider vrijheid voorgespiegeld en hij gevoelde slechts de dwang der wetten. Men heeft hem broederschap uitgebazuind, hij ontwaart slechts wantrouwen, naijver, haat en concurrentie. Wie zou niet vertwijfelen?’ ‘De Zwakke’ bezit eéń rechtstitel: De Werkstaking’.
En later in zijn veel geroemde rede Maranatha, in het Sociaal Congres van 1891, zei hij: ‘Geen gezag en geen gouvernement kan stand houden, tenzij het steun vinde in de Conscientie, want mist het die steun, dan moet het zijn kracht wel in bajonet en sabel zoeken; en immers de historie onderwijst U, hoe dit slechts zóó lang duurt, tot de ander een nóg scherper sabel vindt en het gezag ónder gaat. Zo temt men dieren, zo bedwingt men wilden, maar zo regeert men geen volk, dat onder het geklank van het Evangelie voor hogere menselijke ontwikkeling gerijpt is.’
Roerend en indrukwekkend gezegd, maar dit was nu voor Dr Kuyper ‘oude plunje’, behorend bij zijn afgelegd, totaal verschrompeld Democratenpakje.
De rustige vastberadenheid der spoorwegarbeiders, die Januari 1903 te zien gaf, werd nu aangevreten, door de funeste parlementaire voorbereiding der Dwangwetten.
Door Dr Kuyper werd daarbij geen nadruk gelegd op de jarenlange hem bekende noden en het armoedig bestaan der Spoorwegslaven.
Wel op dwang, en, op het ontnemen van die éne rechtstitel: de Werkstaking, waarover Dr Kuyper zo zalvend gesproken had; in het verleden...... Dat vergalde de gemoederen! Verbitterd en met hoonvolle spot herinnerde men elkaar aan zijn uitroep: ‘Zij kunnen niet wachten, geen dag en geen nacht!’
Die verbittering werkte verhittend, verschroeiend, ontzinnend! Rustig overleg werd daardoor bemoeilijkt, omdat het kookte en bruiste,
| |
| |
in tot woede gewekte, harten en hoofden.
De Protestants-Christelijke Pers en de Rooms-Katholieke niet minder, putte zich uit - naar het voorbeeld van Dr Kuyper - in betuigingen, dat met de Januari-staking een gevaarlijke poging was gedaan tot machtsverplaatsing, tot omverwerping van het Staatsbestel.
Geen woord over de machtswellust der Spoorweg-Directies en andere leidinggevende personen van Handel en Transport.
Geen syllabe over het eindeloos geduld der Spoorwegslaven wier ‘grieven-cahier’ in 1891 de Directies aangeboden werd, maar nimmer werd beantwoord, zelfs niet na herhaalde verzoeken.
Mijn vriend, wijlen Jan Oudegeest, voelde heel juist en scherpzinnig aan: ‘dat indien de toenmalige Regering-coalitie met de Minister-President Kuyper aan het hoofd, gesteund door de Conservatieve Pers, zich niet geworpen had op die proletarische overwinning, het geheel een rustig, organisatorisch verloop zou verkregen hebben, men máákte er echter een Politieke Kwestie van!
Opzettelijk en volkomen in strijd met de werkelijkheid, werd die voorbeeldige houding der stakers, ordeverstorend en misdadig genoemd. Het Handelsblad gaf een zuivere, waarheidslievender en waardiger getuigenis, toen het ‘hulde bracht aan hun onberispelijke houding!’
De bewonderenswaardige eensgezindheid en solidariteit van Januari, werd merendeels vervangen door 'n netelige, verkropte woede, met de zucht zich teweer te stellen.
Het Landelijk Comité van Verweer werd op 20 Februari opgericht.
Oudegeest en Petter namen zitting voor de Spoorwegarbeiders.
Wessels en Meyer voor de Havenarbeiders.
Willem Vliegen voor de S.D.A.P.
A. Alkema, voor de Vrije Socialisten, werd spoedig vervangen door G. Rijnders.
Gerrit van Erkel voor het Nationaal Arbeids-Secretariaat.
De dagelijkse leiding lag bij Oudegeest, Voorzitter; Vliegen, Secretaris; Van Erkel, Penningmeester.
Het Landelijk Comité van Verweer had éen doel: Afweer tegen een Wet, die de vrijheid van staking aanrandt en het voeren van een krachtige agitatie daarvoor.
Daartoe werd een beroep gedaan op de solidariteit van alle arbeiders, om de staking als Verweer te bezigen tegen de aanval der Regering. Naast het Landelijk Comité werden Plaatselijke Comité's van Verweer gevormd.
| |
| |
Te Amsterdam werden in het gebouw van de Algem. Ned. Diamantbewerkers Bond (A.N.D.B.) de eerste algemene besprekingen gevoerd. Door Henri Polak en mij werd aan Van Erkel (Voorzitter van het Nationaal Arbeids-Secretariaat) gevraagd, of op zijn leden gerekend kon worden even zeker als op onze Bondsleden. Zijn antwoord was ontwijkend. Dit gaf o.a. vanzelfsprekend aanleiding tot de ernstige waarschuwingen van Oudegeest en Vliegen, geen onberaden besluiten te nemen. De wrange stemming tegen het voornemen van Dr Kuyper èn de nawerking van het succes der Januari-staking gaven bij de stemming de doorslag.
Alle organisaties, aangesloten bij het N.A.S., plus de vrijstaande en die der Spoorwegen, stemden vóór, alleen de A.N.D.B. tégen. Het meerderheidsbesluit bracht de gemeenschappelijke uitroering aan de orde, waarvan het tijdstip door de leiding (het Landelijk Comité) zou worden bepaald.
Intussen beproefde een groep van invloedrijke landgenoten de ter weerszijde laaiende stemming te verzachten. Zij gaven daartoe een publicatie in het licht, die ‘Het Manifest der Twintigen’ werd genoemd; waarin o.m. een poging werd gedaan om vertrouwen te wekken in de groei en ontwikkeling der Arbeidersbeweging, zowel door de gemeenschap, als de Overheid; door Vrijheid onder Verantwoordelijkheid.
De ondertekenaars, mannen en vrouwen die behoorden onder de éérsten en de besten in den lande, kregen daarop als enig antwoord, in De Standaard, het lijforgaan van Dr Kuyper:
‘dat deze 20 burgers niet spraken voor het gezag maar voor de revolutie.’
Het Landelijk Comité van Verweer vergaderde op 5 April in het Paleis voor Volksvlijt. Daar werd tot staking besloten, voorlopig voor het Transportbedrijf te Water en te Land; dit werd per manifest bekend gemaakt. Op 7 April werd de staking algemeen. Toen was het dat de eerste tegenslag volgde.
Van uit het Centraal- en Muiderpoortstation werd des morgens direct al gereden. Weliswaar enkele treinen, maar het feit werkte ontmoedigend. Nadere berichten uit het land, verhoogden de ontmoediging zo zelfs, dat de voorbeeldige kranige Januari-strijders van de Rietlanden hun post verlieten en optrokken naar het Gebouw Plancius in de Plantage Kerklaan. Dit jobsbericht kwam Arie v.d. Berg, die de zieke Petter tijdelijk verving, ons brengen in het Gebouw van de A.N.D.B., waar het Plaatselijk Comité van Verweer zitting hield. Mevrouw Ro- | |
| |
land Holst en ik gingen onmiddellijk daarheen. Wij slaagden er in de morele inzinking der stakers te overwinnen, zodat zij naar hun posten terug keerden. Tijdelijk althans. - Doch de mismoedigheid nam rondom toe. De eensgezindheid was verbroken, het onderling vertrouwen versmolten, de nederlaag nabij!
De hetze tegen ‘Koning Oudegeest’ in de Kerkelijke Pers; het werk der z.g. Ordebonden en Dr Kuypers denigratie van de ordelijke Januaristaking, die tot een ‘Misdadige woeling’ werd vernederd; maar bovenal, de zwakte der z.g. Vrije Socialistische of wel Anarchistische Organisaties, vormden tezamen de zwaktepunten. De staking verliep en werd onvoorwaardelijk beëindigd.
Daarna begon de wraak der Spoorweg-Directies. Honderden arbeiders werden van hun povere broodwinning beroofd en tot de bedelstaf gebracht. In roerende Solidariteit werden hun kinderen ter verzorging opgenomen in gezinnen van niet-Spoorwegslachtoffers. Dr Frederik van Eeden deed een nobele poging tot coöperatieve werkverschaffing voor de slachtoffers, goed bedoeld maar helaas succesloos.
De verslagenheid door het massa-ontslag en de broodroof, hoe pijnlijk ook, was niet het ergste, dat de nederlaag meebracht. De grootste ellende was de waanzinnige beschuldiging van Verraad, tegen Vliegen en Oudegeest, de mannen, die het hardst gewerkt hadden in het Landelijk Comité.
Het z.g. revolutionaire ‘Nationaal Arbeids-Secretariaat’ - sterk onder de invloed staande van Domela Nieuwenhuis - voerde een heftige campagne tegen Troelstra. De politieke tegenstelling, tussen eerstgenoemde (die Anarchist geworden was) en de parlementaire politieke Socialist Pieter Jelles Troelstra, was de ondergrond van die felle campagne. Troelstra uit te schakelen, was het doel.
Op z'n hevigst kwam daarbij de haat aan het woord, in de moordzwangere nachtvergaderingen, waar rapport zou worden uitgebracht over het verloop van de mislukte staking. De verraadbeschuldigingen werden gebezigd, vóór dat de rapporten behandeld waren, blijkbaar met het doel om de zwakte in eigen gelederen te bemantelen en de z.g. schuld van de nederlaag, af te wentelen op anderen. De politieke haat was reeds misdadig werkzaam, vóór de eerste rapportvergadering in het Gebouw van de A.N.D.B. begon. Van mijn broer, die een leidende functie had bij een grote firma in het Entrepôt-Dok, kreeg ik de waarschuwing, dat een heet gebakerd oververhit man, het plan had Troelstra de hersens in te slaan, zodra deze het woord zou voeren,
| |
| |
en, dat verder geweld voorbereid werd.
Door huiselijke omstandigheden opgehouden - mijn zieke vrouw had een longbloeding - kwam ik pas ter vergadering, toen daar een aantal op schandaal beluste elementen neergeplant zaten. Vlak vóór Troelstra zat de jonge heethoofd schrijlings op een stoel; z'n armen op de leuning. Voor mij, ontruimde mijn collega Menry Meyer (volgens afspraak) een plaats tussen Troelstra en de jonge Veemarbeider. Toen Troelstra onder geweldig tumult het woord verkreeg, werd de hooggeheven stoel door mij gegrepen en de jonge man daar zelf op geplaatst, terwijl ik hem toeriep: ‘Stoelen zijn geen argumenten!’ Toen het brullend tumult en geschreeuw luwde, kon Troelstra kalm en rustig, hoewel telkens onderbroken, de aanwezigen toespreken. Merkwaardig is, dat die heethoofd later, een vereerder werd van Troelstra. De meerderheid der aanwezigen was echter niet gekomen om de rapporten aan te horen, (waaruit de eigen zwakheid en slapheid zou blijken), maar om de bijeenkomst te doen mislukken, en met Verraad-gebrul de eigen verantwoordelijkheid op anderen af te wentelen. Het verraad-geloei bleef voortduren. Door mij werd, als lid van ‘het Plaatselijk Comité van Verweer’, vastgesteld, hoe onzinnig deze beschuldiging was, waar men de rapporten uit het land nog niet ter beschikking had; terwijl geen enkel bewijs van verraad gegeven werd.
Daarop riep Domela Nieuwenhuis in woede: ‘dat de eerlijke Van Zutphen van vroeger, was ondergegaan in de A.N.D.B.’ Een laaiend protest daartegen klonk op; gevolgd, door mijn voorstel, tot het benoemen van een Commissie van Onderzoek.
Domela Nieuwenhuis en zijn Anarchistische medestanders, voerden een vinnige oppositie tegen mijn voorstel, dat urenlang aanhield, in een afschuwelijke Helse atmosfeer. Een andere weg wisten zij niet aan te geven. In een motie van Domela Nieuwenhuis werd voorgesteld, enkele leden van het Comité te brandmerken als Verraders. Oudegeest en Troelstra werden allereerst het middelpunt van de verdachtmaking en vuilaardige laster. Hun kalmte, vergrootte de woede, die tot razernij opgolfde, en uitweek naar andere gehate figuren van de z.g. parlementaire richting.
Niet minder, zo mogelijk zelfs erger, werd Willem Vliegen bemodderd. Domela Nieuwenhuis, die Vliegen's grote gaven en onwrikbaarheid, voorheen hoog waardeerde, vergaf hem niet, dat hij in woord en geschrift zich scherp stelde tegen de Anarchie. Daardoor werd Vliegen, tijdens het verraadgehuil in de nachtvergaderingen, het odium opgelegd van het Aarts-Verraderschap.
| |
| |
Daartegenover dient - voor de historie - hier vermeld te worden, het oordeel van Oudegeest, over Vliegen's houding in het ‘Comité van Verweer’.
‘De onenigheid (in dat college) openbaarde zich sterker naarmate bleek, dat de positie der arbeiders zwakker werd.
De enige in het Comité, die van begin af aan niet geweifeld heeft en altijd precies wist waar het heen moest, die buitendien ook zijn standpunt nooit verloochend of verlaten heeft, was Vliegen.
Al de anderen, ook ik somwijlen (ik was in die dagen zeer veel ziek) verloren nu en dan de draad. Allen zochten middelen, om goedschiks of kwaadschiks te ontkomen uit de val, welke door de Regering aan de arbeiders was gezet.
Reeds in de vergadering van het Comité van de 26ste Februari, wenste Vliegen vastgesteld te zien, dat, indien er gestaakt zou worden, dit slechts een proteststaking zou zijn, om door agitatie te trachten de Stakingswetten van de baan te werken.’
Tenslotte, de Commissie van Onderzoek werd eindelijk benoemd.
Zij bestond uit: J.J. van Oogen (Veemarbeiders), Fijnhaar (Metaalbewerkers), Van Zutphen (Diamantbewerkers), Ten Boekhorst (Bakkers), Dorregeest (Houtbewerkers), Verdorst (Timmerlieden), Bommer (Sigarenmakers), Bussink (Bootwerkers), Koster (Spoorweg-Verenigingen), de Groot (Opperlieden), Ottens (Gemeentewerklieden), de laatste werd heel spoedig vervangen door Boetje.
Daar de meeste Commissieleden tot de Anarchisten behoorden, stemde dit hun oppositie gerust.
Ko van Oogen, werd op de eerste bijeenkomst tot Voorzitter en Van Zutphen tot Rapporteur aangewezen. De verhoren waren er velen en zeer tijdrovend, waarbij Van Oogen's grote tact, nauwkeurigheid en rechtvaardigheidszin respect afdwong, zelfs van de heethoofdigsten der verhoorden. Dag aan dag en maandenlang duurde het onderzoek; daarna volgde de Conclusie, die met algemene stemmen werd uitgebracht, n.l. dat van enig verraad geen sprake was.
Mij werd als samensteller van het Rapport, schriftelijk de volledige instemming en dank betuigd voor mijn arbeid, ondertekend door alle Commissieleden.
Toch hielden de verdachtmakingen niet op. Bestuursleden van het Nationaal Arbeids-Secretariaat wensten het handschrift te zien, omdat Domela Nieuwenhuis zei, dat het rapport door Henry Polak geschreven was. Ter drukkerij konden zij alle bescheiden controleren en er- | |
| |
kenden zij, dat Domela Nieuwenhuis' vermoedens volslagen onjuist waren.
Geen verraad, maar een ernstige fout, beging het Syndicalistische Comité-lid A. Meyer. Op 2 April moest Oudegeest voorbereidingen treffen met zijn Hoofdbestuur te Utrecht en Consignes geven aan Rotterdam en Den Haag, dit in verband met het grondig-uitgewerkte-Stakingsplan voor de Spoorwegen. Afspraak was, dat op Zaterdagavond 4 April, ten 5 uur, de Vertrouwensmannen bijeengeroepen en geïnstrueerd zouden worden. Meyer, riep eigenmachtig hen bijeen, te 3 uur; instructies noch aanwijzigingen werden verstrekt, hetgeen tot een heilloze verwarring aanleiding gaf. Door gemis aan organisatorisch besef van Meyer, ging de eigen berichtgeving verloren.
Het z.g. Verraadrapport bewees géén Verraad, maar wel Organisatie-zwakte. In een serie artikelen in ‘Het Volk’ werden daarná, de voornaamste verraadsbeschuldigers door mij, critisch beoordeeld. Troelstra was daarmede zéér ingenomen. Toch bleef de roddel voortduren, verziekte en verschrompelde langzaam aan en verdween, toen de nieuwe organisatie, het Nederlands Verbond van Vakverenigingen, op initiatief van de A.N.D.B. werd gesticht. Dat werd een nieuw begin. Toen een zwakke, jonge plant, met ca. 17.000 leden; thans een krachtige boom, mild beschaduwend 435.000 leden, met een prachtige toekomst!
Zo werd uit het kwade iets goeds geboren!
***
Het ingenieuse Organisatieplan voor de Spoorwegstaking, werd mij na de nederlaag, door Jan Oudegeest persoonlijk ter bewaring toevertrouwd, tot later. (Alleen mijn Collega Dirk de Vries wist dit).
Tijdens de tweede Wereldoorlog machtigde hij mij, dit belangrijke document over te dragen aan het Archief van Prof. Posthumus en werd het door mij ter hand gesteld aan de Secretaresse Mevrouw Annie Scheltema; tegelijk met enkele andere bescheiden uit die schokkende dagen.
De oudste, vooraanstaande figuren, uit die verweerperiode zijn heengegaan; geen handvol van hen bleef er over. Wijlen de brave Ko van Oogen leeft voort in zijn Stichting ‘Transitoveem’ en de veel omstreden pittige Janus Wessels, doorleeft zijn oude dag, evenals ik, in de Gooise Bloemenstad Hilversum.
Maart 1953.
|
|