De Nieuwe Stem. Jaargang 8
(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 162]
| |
Anthonie Donker
| |
[pagina 163]
| |
VoorzomerZij lijken zo angstvallig op haar moeders,
De meisjes die het spel ontwassen zijn.
Zij luiken op tot leliën en loeders,
Zo lieflijk en lichtzinnig, en zo rein.
In de ogen houden intocht de vermoedens.
Er schaduwt om haar mond al strijd en pijn.
In ronde borstjes welt tot overvloedens
De weelde en de weemoed vrouw te zijn.
O zon, houd op, het wordt te haastig zomer.
O scherts die voor verleidingen bezwijkt,
Het leven wordt tot in de luwte lomer.
O schaduw die van kind naar moeder strijkt -
Vlinders en vogels spelen langs den schromer
Die nergens de vergankelijkheid ontwijkt.
| |
[pagina 164]
| |
BalzaalDe vrouwen drijven als jaloerse zwanen
met trots gestrekte hals de balzaal door,
en bij het kruisen van elkanders banen
rekken zij blik en lippen spits naar voor.
Doch zij die zich de allerschoonste wanen
lijken onkwetsbaar en als zonder spoor,
zichzelve spieglend in het verder gaan en
diep in haar droom van dons en wals teloor.
Maar ook wanneer die schoonste elkaar ontmoeten
vormen zich soms nog verontruste kringen.
Zij aarzelen even, deinzen dan en groeten.
En niets verraadt meer dat zij mededingen
en voor haar onaandoenlijkheid weer boeten,
dan d'ene veer die losraakt uit haar zwingen.Ga naar voetnoot*
|
|