De Nieuwe Stem. Jaargang 8(1953)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 129] [p. 129] Anthonie Donker Rustig door woedende golven Weer zie ik hem gaan op den dijk, den dichter en den soldaat, nog dichtbij, reeds ver buiten bereik, en ik roep voor hij verder gaat. over zee naar den horizon, tot over de uiterste grens waar geen levende volgen kon ook al dreef hem de uiterste wens. Ik roep door het duister hem na, al is roepen reeds lang overbodig maar het is ons verlangen te na, in dit noodweer is hij hier nodig. Waarheen nam hij plotseling de wijk? Egidius waar bestu bleven? Hij die soldaat op den dijk maar dichter was bij den hemel? Hij betrok hier voor jaren de wacht. Hij hield van het polderland. Schilderend in den nacht dichtte hij onderdehand. Ook nu zou hij zeker daar geweest zijn om hulp te bieden, metterdaad, metterhand, en ook klaar met het helpende woord, met het lied en hij zou rondgaan, in waterlaarzen, het noodtij zijn kleren doorwekend, en daarna in de keet bij de kaarsen het àl hebben opgetekend. [pagina 130] [p. 130] Hij zou alles hebben beschreven, van het veerhuis, het kind en het water met een hand die zonder te beven het vers deed trillen voor later. En dan sprekend, zoals hij gewend was: dit land, het is zee-land, ergo grijpt de zee naar het land, maar wie kent niet de spreuk: luctor et emergo! Dat woord is zìjn woord, al is hìj door doods wateren zelve verzwolgen. Zijn woord trekt het lichtend spoor rustig door woedende golven. Denkende aan den dichter Martinus Nijhoff, † 26 Januari 1953, en aan den watersnood van 1 Februari 1953. Vorige Volgende