III De wortel uit min een
Een schimmendansje
O, eenvoud van dit eerst ontmoeten
- der niet-bestaande perspectieven
van géén verwachting, géén gelieven,
geen samengaan en geen begroeten,
waar slechts denkbeeldige getallen
de lege Tijd en Ruimte richten,
en wat ik nog voor jou zal dichten
in letters uit elkaar zal vallen...
Van deze kleine suite heeft alleen het drinkliedje enige uitleg van node. Sloe gin is het Britse aequivalent van ons ‘rood met suiker’. Een sloe is een sleepruim, en een sleepruim is zoals men weet de vrucht van de sleedoorn, Prunus Spinosa, een stekelige struik die men veel in Engelse en ook wel eens in Hollandse akkerwalletjes tegenkomt. De sleedoorn bloeit ineens, zonder enig voorteken, einde Maart met een explosie van bloesem op het zwarte, bladerloze hout, en is een van de schoonste manifestaties van de ‘anemonenlente’ van Thijsse, die zeer terecht drie phasen van het voorjaar onderscheidde en van een roepnaam voorzag.
De sleepruim is oneetbaar van wrangheid, maar geeft een aangename smaak en een bloedrode kleur aan de genever, waarop de Britten van het westelijke platteland haar plegen te zetten. Een groter contrast in alle aspecten dan dat tussen de schuimende bloesem van de anemonenlente en de duistere, tanige drank van de late herfst is onvoorstelbaar. Alleen al om deze dubbelzijdigheid en veelomvattendheid moest de sleedoorn de dichters en hun lezers veel meer verrukken dan de roos, die al ten tijde van Shakespeare een gewoon kweekproduct was - een wit of rose spruitkooltje - en dan het sneeuwklokje, dat zijn povere en tragische vroegrijpheid in versopt onkruid en rottend blad uitleeft, en waarvan na veertien dagen niets meer over is dan een vergeelde ragebol.
Door haar bijna trouweloze inconsequentie, door de blijkbaar in al haar knoestige zwarte takken aanwezige neiging tot beginselloze terugval van prilheid in wrangheid, van blanke onbevangenheid in verschrompelde afzijdigheid, is de sleedoorn een prachtobject voor een gedicht. Men zie in een gedicht nimmer een poging tot oplossing van conflicten: men dicht slechts tot een weinig constructieve uitbeelding daarvan, net zo als de sleedoorn bloeit, groent, verdort en oneetbare vruchten laat vallen. Beide, de struik en de mens, doen niet veel anders dan wat hun schijnt te zijn opgedragen: zich op een behavioristische wijze te uiten. Ook een ge-