De Nieuwe Stem. Jaargang 7(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 628] [p. 628] Lou Vleugelhof Desondanks Het zilverig slijmspoor van de regenwormen schijnt zich te kronkelen door mijn trage geest; verveling die de regen niet geneest maken het leven dood en eenvormig. Ik ben te kwetsbaar voor veranderingen, als ik nu stierf leefde ik eender door en trok de regenworm hetzelfde spoor door grijze nevels van herinneringen. Ik leef egaal tot in mijn vingertoppen en ik beken geen kleur meer dan het grijs - het ledige van voor het paradijs - dat mij niet dwingt voortijdig te ontpoppen. Ik voel me, levend, nagenoeg ontbonden, alleen nog zeker van onzekerheid ben ik herleid tot pure mogelijkheid maar desondanks wacht ik nog op het wonder... [pagina 629] [p. 629] Despotisch Van ieder woord ben ik de onderkruiper, ik stel mij daardoor bloot aan het gevaar dat zij mij eenmaal in de rug besluipen en zich ontdoen van mij met huid en haar. Ik wil dat zij mij onverdeeld behoren, dat zij mij trouw zijn als ik ontrouw ben dat zij mij steeds tot overspel bekoren en zich tot op hun huid ontraadselen, en dat zij streng en kuis en ingetogen zich scharen onder mijn volmaakt bewind, dat zij deemoedig voor mij neergebogen gewillig als het riet zijn voor de wind. Maar van elk woord ben ik de onderkruiper, ik stel mij daardoor bloot aan het gevaar dat zij mij eenmaal in de rug besluipen en daarom valt elk woord mij dubbelzwaar. Vorige Volgende