De Nieuwe Stem. Jaargang 7(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 520] [p. 520] H.W.J.M. Keuls Een zwerver Nog wacht ik waar ik wachten moet, Nog ben ik waar ik sta En voel het kloppen van mijn bloed Tot heil of ongenâ. Nog aarzel ik voor elken stroom En vlucht soms wat ik min, Doch wandel uren langs den droom Om een verborgen zin. Nog roert mij 't kreunen van den wind, De stilte van den mist, En zooveel wat ik daaglijks vind En wat ik nog niet wist. Ik laafde mij aan meen'ge bron En immer bleef de dorst, Ik was vervolgd door teveel zon, Waar 'k niet aan sterven dorst. Ik dronk het sap der eigen ziel, Die bitter werd en leeg; Dan was 't of alles mij ontviel, Zoodat ik zwierf en zweeg. Maar vreemd bestier in een bestaan Dat voor zijn noodlot zwicht: Ik was in donker heengegaan En keerde met een licht, Een glans die zonder oorsprong scheen En mij had begeleid En nu den weg van stof en steen Verzacht met teederheid. Nog teer ik op mijn ziel en bloed En op een milden schijn, Nog weet ik waar ik wezen moet En toch nimmer zal zijn. Vorige Volgende