De Nieuwe Stem. Jaargang 7(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 481] [p. 481] [Nummer 9] J.B. Charles Late liefde Moe als ik mij en oud als ik mij voor mijn tijd voel worden, is mijn gebeente koud van ingevroren haat tegen de horde die 'k nu al in geen weken heb beledigd, omdat ik niet meer kan, omdat ik niet meer wil, omdat ik niet meer weet of ik niet beter stil wat er nog is aan ziel laat weiden in de rust, in wat mij hier nog lust aan wat er rest aan geur en licht en klank en kleur; en stilte. Zo staat het, als de hand die slaan moest strelen gaat, daar gaat het heen, als het je tegenstaat gelijk te hebben en daarbij te weten dat elk gelijk alleen bedrog kan heten. Doop elke overwinning maar verslagenheid. Wanneer de mond die bijten wil gaat kussen, dan is het laat, mijn hart, dan is het tijd, zeg maar gedag en ga er maar van tussen. Misschien was daar het wachten op. Misschien dat God dit heeft bedoeld. Wij zullen zien. Nacht in juli De sterren aan de hemel geven toe dat ik vannacht de juiste stappen doe, ik heb het bed, de kamer en het huis verlaten en spoed mij opgeruimd door ingeslapen straten, ik laat mijn dagdroom die het niet kan laten nog na te blijven gonzen laat ik praten, ik hak de straatweg in de pas, ik ben niet moe, ik ga naar gras en water, naar niets en niemand toe. Vorige Volgende