Bonae litterae
Dr Clara Stuyver, Ibsens Dramatische Gestalten, Psychologie und Symbolik, 1952. North-Holland Publishing Company, Amsterdam, 549 blz.
De naam Ibsen is een van de antwoorden op de vaak geuite klacht over het beperkte Nederlandse taalgebied, waarbinnen onze literaire productie een gesloten boek blijft voor de vreemdeling. Het argument dat de dramatische literatuur over deze belemmering gemakkelijker triomfeert dan de andere genres van literatuur gaat in dit geval toch wel niet op: de vertaalde Ibsen verliest veel, veel meer dan de van het Noors onkundige lezer beseffen kan en ondanks dat verlies handhaaft Ibsen zich als een klassiek schrijver. Klassiek geworden dan, zowel na de opgang van enige geslachten geleden, toen er zelfs Ibsen-cigaretten en dito koffie te koop waren als na de direct daarop volgende periode, waarin zijn problemen hun actualiteit heetten te hebben verloren. Ibsen heeft én het ene én het andere overleefd. Men heeft dit wel eens daaruit willen verklaren, dat die problemen toch niet zo oudbakken waren als men verondersteld had; zelfs ‘Een Poppenhuis’ bleek nog vol levenskracht, toen het - nog maar kort geleden - gespeeld werd in India; het toneel was Calcutta, er waren cadeautjes gekocht voor het Lichtfeest [Divali], Nora droeg een Hindoese naam en de drinkende dokter heette Hafiz, een steekje onder water aan de Moslims, z.g. geheelonthouders; de rest was navenant. ‘Deed’ dit stuk het nu vanwege de actualiteit van het ‘Nora’-probleem in de Hindoe-maatschappij? Het is mogelijk, maar dan toch ook vooral hierdoor, dat Ibsen bepaald een groot artist is, die voorlopig wel wat te zeggen heeft aan iedere nieuwe generatie en elk nieuw milieu, een artist, die alleen maar tot onze eigen schade niet in Nederland wordt gespeeld. Onlangs verdiepte ik mij nog eens in ‘Hedda Gabler’ en gaf er mij rekenschap van, wat Ibsen van een doodgewoon, in de krant gevonden gegeven gemaakt had: een vrouw, die zich werkelijk uit verveling het leven beneemt; een onbegrijpelijk knap geconstrueerd stuk, waarin elk woord op zijn plaats
staat, elke zin is geladen met betekenis. Ideeëndrama? Symbooldrama? Zeker, maar ook een super-Sardou, in een potentie, een perfectie, waar zijn Franse voorganger niet aan heeft kunnen tippen. Zulk een stuk doet uiteraard de vraag rijzen naar de schrijver. Let wel: naar de schrijver, los van zijn achtergrond. Want dat is toch wel merkwaardig: ik geloof niet dat zich iemand al lezend gaat interesseren voor de politieke, economische, sociale en andere verhoudingen in het toenmalige Noorwegen, ik tenminste heb er helemaal vrede mee, wanneer men mij Ibsen opdist als ‘a sudden, causeless phenomenon, born in a hyperborean desert with no traceable ancestry’. Iets anders is het, dat ons de mens Ibsen wel degelijk boeit, als is het alleen al doordat wij, zonder iets van hem te weten, reeds tijdens de lectuur vermoeden dat leven en werk hier sterk hebben moeten samenvallen, een vermoeden dat inderdaad bevestigd wordt [al blijft het mij nog een raadsel, dat zijn oeuvre niet de vader-zoon-tragedie bevat, waar hij n.b. in leefde, maar die hij misschien niet heeft kunnen zien, welke blindheid zelve mogelijk weer een voorwaarde was voor... de tragedie!].
Het is deze nieuwsgierigheid, welke Mej. Dr Stuyver bevredigd heeft in een boek, dat ik zonder aarzeling of voorbehoud zou willen prijzen als buitengewoon goed. De belofte, die reeds stak in haar zo voortreffelijke dissertatie [Psychologie en Symboliek van Ibsens Ouderdomsdrama's, 1942] is hiermede vervuld op een wijze die mij tot eerbied en bewondering heeft gestemd. Het is tegen die dissertatie een vooruitgang, niet het minst door de sobere en gereserveerde wijze, waarop hier de psycho-