hen, die in het openbaar een beslissing moeten nemen. En het lijkt nu een gelukkig verschijnsel, dat er steeds meer zijn, die het aandurven. Niet alleen omdat dat op een uitslijten van ‘sentimenten’ wijst, maar ook omdat de zaak daarmee al half is opgelost. Want wanneer er Indonesische professoren zijn, die ronduit zeggen: nog tien (zes of vijf, naar gelang van het vak) jaar Nederlands, dan betekent dat geen capitulatie tegenover het verleden, maar integendeel een zakelijk uitzetten van het bestek: zoveel tijd hebben we nog nodig voor we zonder schade aan het peil van ons onderwijs op Indonesisch kunnen overschakelen en dat zullen we ook doen.
Dat is ook de teneur van een dezer dagen verschenen brochure van de heer A. Panggebean, hoofd van de inspectie der S.M.P. (Mulo-scholen) op West-Java.
Hij geeft in onverbloemde taal de stemming onder de studenten weer: ‘Er zijn,’ zegt hij, ‘vele studenten, die niet begrijpen, waarom de huidige leiders het Nederlands niet op de middelbare scholen onderwezen willen zien. Deze studenten veronderstellen, dat de leiders zulks met opzet doen ten einde te bewerkstelligen, dat de huidige leiders de vooruitgang kunnen monopoliseren. Want de kinderen van hen, die zich gekant tonen tegen het Nederlands op scholen, trachten zelf op alle mogelijke manieren Nederlands te leren en krijgen op die wijze een voorsprong, terwijl de kinderen van het gewone volk, die geen Nederlands kennen, steeds meer achterblijven...’.
Het is een uitvoerig geschrift, waarin niet alleen de verhouding tot het Nederlands, maar het hele vraagstuk van vreemde talen op de Indonesische middelbare school onder de ogen wordt gezien en een gezonde oplossing voorgesteld: Nederlands als overgangstaal, op de duur Engels als internationale omgangstaal, niet blijven hangen in de overladen Nederlandse traditie met Duits en Frans, maar deze talen hoogstens facultatief op enkele speciale scholen met Chinees, Arabisch, Spaans, Grieks en Latijn. En zijn ‘paradoxale conclusie’ pakt ons inziens het hele probleem in de kern: ‘Om te zorgen, dat het Nederlands geen “onmisbaar” iets wordt voor Indonesië, dient deze taal juist te worden onderwezen. Het is voor een student immers niet voldoende uitsluitend colleges te kunnen volgen. Hij moet ook boeken kunnen lezen. En voor onze kinderen zijn Nederlandse boeken veel gemakkelijker dan Engelse. Nederlandse professoren zijn voor ons practischer dan Engelse. En voor de regering: Nederlandse professoren zijn goedkoper dan professoren, die slechts kunnen doceren in de Engelse taal.’
De jurist prof. Sudiman Kartohadiprodjo in een artikel in het weekblad ‘Siasat’ stelt het haast nog scherper: ‘De Nederlandse taal is nog nodig om een academische graad te verwerven of ten minste om jurist te wor-