maar half begrepene en dus niet volledig bestaanbare opgelost toen zij de voet in het gras zette... Ik kan het Saksenros nooit zien, zelfs niet op een fietsvlaggetje, zonder aan die ontmoeting te denken. Maar precies kan ik mij die niet meer voor de geest roepen, noch het uiterlijk van de zo vluchtig geziene berijdster.
Kinderachtig? Ja; daarom is het een versje voor Elsje, mijn jongste dochtertje.
C.T.
Serenade voor luit en gruzelement
Je was ineens en dus altijd mij vreemd;
ik heb je steeds ontweken, steeds begeerd.
Raakt men dan niet versinteld en verteerd,
dan bouwt men zich een vesting, en versteent.
Het open vuur doofde ik langs alle wegen
in de paniek van wat ik had gevonden
toen daar je fakkels voor mijn bressen stonden.
O God, wat heb ik dit al lang verzwegen!
We hadden nóóit elkaar kwartier gegeven...
Het spiegelschrift onzer polariteit
leerde ik nog maar in deze laatste dagen.
Ik ben een spiegel, en jij bent het leven.
Zo straks versplintert ook de zekerheid
dat jij het antwoord bent op al mijn vragen.
Voor het eerst in Terpstra's gedichten een uitroepteken, en zelfs accénten! Het was dus wel menens. Want, waar of niet, een accent is toch wel een cri du coeur, een bewijs dat de rede, ja zelfs de letterkunde faalt... Voor een dichter bepaald een witte vlag, zo'n accent aigu - de vereiste klemtoon moet uit de versregels zelf blijken, en een goed dichter moet het zonder pedalen en Turkse trom kunnen stellen.
Wàs het wel een hartekreet? Nu ik het overlees ter fine van commentaar, en me alles weer herinner, lijkt het me beter om te zeggen dat ik het ernstig betwijfel. Het gedicht is bijna automatisch ontstaan, nadat ik had gedroomd dat mijn scheerspiegel [aan één kant vlak, aan de andere zijde een soort holle brandspiegel] aan gruzelementen was gevallen. Nog nooit zag ik zulke duidelijke, dunne, vlijmscherpe scherven als in die droom. Daarbij vielen mij de laatste twee regels in. De vraag is nu echter: stelt