De Nieuwe Stem. Jaargang 7(1952)– [tijdschrift] Nieuwe Stem, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] [Nummer 2] C. Buddingh' Verwilderd voorjaar Aan Piet Hoogenboom De lente, onbetrouwbaar als een diplomaat, steekt weer haar hals uit borders en bloemperken; en als konijnen uit een hoed goochelt zij heimwee in ons bloed en crocussen uit zerken. En wij, die meenden resistent te zijn voor haar verleidingen vallen opnieuw en voelen als een rivier waarin het ijs splijt als 't smeltwater in haar rijst, wielingen in ons woelen. En tegen beter weten in hopen wij op een nieuw begin, hopen wij op het wonder: dat ons bestaan, als nieuw, gestoomd en in de kleur van onze droom geverfd wordt thuisgezonden. Ik weet dat het een waan is, Piet, maar als de lente mij begiet met haar perfide stralen, en 'k als een knop zwel in het licht en mij bevrijd van mijn gewicht als 'n bloem voel ademhalen, dan revolteert alles in mij tegen 't zich traag neerleggen bij een wereld zonder hoop en laait in mij weer als 'n phoenix 't vuur op toch te trachten de ringmuur van 't lot omver te lopen. Een bres of desnoods maar een kier te slaan in 't twee maal twee is vier, [pagina 66] [p. 66] liever dan te versagen, liever dan armoe, ziekte, dood, wanhoop, oorlog en hongersnood als een trouwring te dragen. Dan droom ik weer een wereld waar de mensen naast en met elkaar als in een Kerstlied leven, gelijkelijk elk, bruin, blank of geel, in aarde's overvloed meedeelt en angst is uitgedreven. En wie weet Piet, misschien, misschien, zullen wij er 't begin van zien: eens golft het park der rede toch ook waar nu de jungle van hebzucht, machtsdrift en onverstand opdringt door dit veil heden? Ja, het lijkt waanzin, nu de tijd als een inktvis zijn armen breidt om onze laatste waarden, nu d'onweerswolken van de haat saampakken en al regen slaat uit 'n lucht die nooit opklaarde. Maar zoals een zwaar zieke die al worstelt met de dood en wie de dokter, nauwlijks meer een kans geeft het enkel nog ophaalt als hij zijn wil tot 't uiterst staalt en weigert te kreperen, zo redt ook ons geen enkle pil, slechts een tot vuist gebalde wil en geestkracht ongebroken: de wil waarmee de troglodiet zich tot Shakespeare en Bach opstiet dwars door de mammoetknoken. Vorige Volgende